the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Openbaring 21
1 En ik zag een nieuwen hemel en ene nieuwe aarde; want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbij gegaan, en de zee was niet meer.2 En ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, van God uit den hemel nederdalen, toebereid als ene bruid, die voor haren man versierd is.3 En ik hoorde ene grote stem uit den hemel, die zeide: Zie, de hut Gods is bij de mensen, en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volk zijn, en God zelf zal met hen zijn.4 En God zal alle tranen van hunne ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschrei, noch smart zal er meer zijn; want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.5 En die op den troon zat zeide: Zie, Ik maak alles nieuw. En hij zeide tot mij: Schrijf! Want deze woorden zijn getrouw en waarachtig.6 En hij zeide tot mij: Het is geschied. Ik ben de Alpha en de Omega, het begin en het einde. Ik zal den dorstige om niet geven uit de fontein des levenden waters.7 Wie overwint, die zal dit berven, en ik zal zijn God zijn en hij zal mijn zoon zijn.8 Maar de versaagden, en ongelovigen, engruwelijken, en moordenaars, en hoereerders, en tovenaars, en afgodendienaars, en alle leugenaars--hun deel zal zijn in den poel, die met vuur en zwavel brandt, hetwelk is de tweede dood.
9 En een van de zeven Engelen, die de zeven schalen vol hadden van de laatste zeven plagen, kwam tot mij en sprak tot mij, zeggende: Kom, ik zal u tonen de vrouw, de bruid des Lams.10 En hij voerde mij weg in den Geest op een groten en hogen berg, en toonde mij de heilige stad Jeruzalem, nederdalende uit den hemel van God,11 en zij had de heerlijkheid Gods; en haar licht was den alleredelsten steen, den helderen jaspis, gelijk.12 En zij had een groten en hogen muur, en had twaalf poorten, en aan de poorten twaalf Engelen, en namen daarop geschreven, welke zijn die van de twaalf geslachten der kinderen Israls.13 Aan het Oosten waren drie poorten, aan het Noorden drie poorten, aan het Zuiden drie poorten, aan het Westen drie poorten.14 En de muur der stad had twaalf fundamenten, en daarop de twaalf namen der twaalf apostelen des Lams.15 En die met mij sprak had een gouden meetstok, opdat hij de stad zou meten, en hare poorten, en haren muur.16 En de stad lag vierkant zodat hare lengte zo groot was als hare breedte; en hij mat de stad met den meetstok op twaalf duizend stadin; de lengte en de breedte en de hoogte der stad waren evengelijk.17 En hij mat haren muur op honderd vier en veertig el, naar de maat eens mensen, welke ook die van den Engel was.18 En de muur was gebouwd van jaspis; en de stad was van louter goud, aan zuiver glas gelijk.19 En de fundamenten van den muur der stad waren versierd met allerlei edelgesteente; het eerste fundament was jaspis, het tweede was saffier, het derde chalcdon, het vierde smaragd,20 het vijfde Sardnyx, het zesde sarder, het zevende chrysoliet, het achtste beryl, het negende topaas, het tiende chrysopraas, het elfde hyacint, het twaalfde amethyst.21 En de twaalf poorten waren twaalf paarlen, en elke poort was uit ne parel; en de straten der stad waren zuiver goud, gelijk doorschijnend glas.22 En ik zag geen tempel daarin, want de Heer, de almachtige God, is haar tempel, en het Lam.23 En de stad heeft geen zon noch maan nodig om haar te beschijnen; want de heerlijkheid Gods verlicht haar, en hare fakkel is het Lam.24 En de volken zullen in haar licht wandelen; en de koningen der aarde zullen hunne heerlijkheid er in brengen;25 en hare poorten worden niet gesloten bij dag, want aldaar zal geen nacht zijn;26 en men zal de heerlijkheid en de eer der volken er in brengen.27 En er zal niets ingaan, dat gemeen is, noch wie gruwelijke dingen en de leugen doet, maar die geschreven zijn in het Boek des Levens van het Lam.