the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Psalmen 68
1 Een psalm, een lied van David, om voor te zingen. (68-2) God staat op, opdat zijne vijanden verstrooid worden, en die Hem haten voor Hem vluchten.2 (68-3) Verdrijf hen gelijk de rook verdreven wordt; gelijk was versmelt voor het vuur, zo mogen de goddelozen omkomen voor God.3 (68-4) Maar de rechtvaardigen mogen zich verblijden, en vrolijk zijn voor God, en zich van harte verheugen.4 (68-5) Zingt Gode, looft zijnen naam: maakt een gebaanden weg voor Hem, die door de woestijn daar heenvaart: zijn naam is Heer; en verheugt u voor Hem,5 (68-6) die een vader der wezen is en een rechter der weduwen; Hij is God, in zijne heilige woning, een God,6 (68-7) die den eenzamen het huis vol kinderen geeft, die de gevangenen uitvoert ter rechter tijd, en de afvalligen laat blijven in het dorre.
7 (68-8) God, toen Gij voor uw volk uittrokt, toen Gij daarheen gingt in de woestijn, sela,8 toen beefde de aarde, (68-9) en de hemelen dropen voor God, deze Sina voor dien God, die Israls God is.9 (68-10) Maar Gij gaaft, o God, een genadigen regen, en uw erfdeel, dat dor is, verkwiktet Gij,10 (68-11) opdat uwe kudde daarin kon wonen; God, Gij laafdet de ellendigen met uwe goederen.11 (68-12) De Heer gaf het woord door grote scharen van verkondigers ener blijde boodschap.12 (68-13) De koningen der heirscharen zijn weggedreven; en zij, die tehuis bleven, deelden den buit uit.13 (68-14) Wanneer gijlieden tussen de omheiningen nederlaagt, glinsterde het als de vleugels der duiven, die als zilver en goud blinken.14 (68-15) Toen de Almachtige de koningen in het land verstrooide, werd het helder waar het donker was.
15 (68-16) Een gebergte Gods is het Bazangebergte, een groot gebergte is het Bazangebergte.16 (68-17) Wat ziet gij vol nijd, gij grote bergen, op den berg, waarop God lust heeft om te wonen? En de Heer blijft daar ook altijd.17 (68-18) De wagens Gods zijn vele duizendmaal duizenden; de Heer is onder hen, heilig als op Sina.18 (68-19) Gij zijt in de hoogte gevaren, en hebt de gevangenis gevangen genomen; Gij hebt gaven ontvangen voor de mensen, ook de afvalligen, opdat God de Heer aldaar wone.19 (68-20) Geloofd zij de Heer dagelijks. God legt ons een last op, maar Hij helpt ons ook. Sela.20 (68-21) Wij hebben een God, die helpt; en bij den Heere Heere is uitkomst tegen den dood.21 (68-22) Maar God zal den kop zijner vijanden in stukken breken, den harigen schedel dergenen, die in hunne zonden voortgaan.
22 (68-23) De Heer heeft gezegd: Uit Bazan zal Ik hen terug halen; uit de diepte der zee zal Ik hen halen;23 (68-24) daarom zal uw voet in het bloed der vijanden geverfd worden, en uwe honden zullen het likken.24 (68-25) Men ziet, o God, hoe Gij daarheen trekt; hoe Gij, mijn God en koning, daarheen trekt in het heiligdom.25 (68-26) De zangers gaan vooruit, daarna de speellieden, te midden der trommelende maagden.26 (68-27) Looft God den Heer, in de vergadering, gij van de fontein van Isral.27 (68-28) Daar heerst onder hen de kleine stam Benjamin, de vorsten van Juda met hunne scharen; de vorsten van Zebulon, de vorsten van Naftali.28 (68-29) Uw God heeft uw rijk opgericht; wil ons dat, o God, bevestigen, want het is uw werk.29 (68-30) Om uws tempels wil te Jeruzalem zullen de koningen U geschenken brengen.30 (68-31) Scheld het gedierte in het riet, de menigte der stieren met hunne kalveren, de volken, die vertreden ter wille van het geld. Hij verstrooit de volken, die gaarne oorlogen.31 (68-32) De vorsten van Egypte zullen komen, Morenland zal zijne handen uitstrekken tot God.
32 (68-33) Gij koninkrijken der aarde, zingt Gode lof; prijst den Heer, (sela)33 Hem, (68-34) die door den hemel vaart, welke is van den beginne af aan; zie, Hij zal zijnen donder kracht geven.34 (68-35) Geeft Gode eer! Zijne heerlijkheid is in Isral, en zijne macht is in de wolken.35 (68-36) God is wonderbaar in zijn heiligdom; Hij is de God van Isral, Hij zal zijn volk macht en kracht geven. Geloofd zij God.