Read the Bible

¹ Een psalm van david, een lied om voor te zingen. (65-2) God, in stilte looft men U te Sion; en U betaalt men de geloften.² (65-3) Gij verhoort het gebed, daarom komt alle vlees tot U.³ (65-4) Onze misdaad drukt ons zwaar; wil toch onze zonden vergeven.⁴ (65-5) Welgelukzalig hij, dien Gij verkiest en tot U laat komen, opdat hij wone in uwe voorhoven; die heeft rijken troost van uw huis, van uwen heiligen tempel.⁵ (65-6) Verhoor ons naar de wonderbare gerechtigheid, God, onze Heiland, Gij, die aller toeverlaat zijt op de aarde, en der vergelegenen aan de zee;

⁶ (65-7) die de bergen bevestigt door uwe kracht, en toegerust zijt met macht; Gij,⁷ (65-8) die het bruisen der zee stilt, het bruisen harer golven en het razen der volken; dat zij,⁸ (65-9) die aan hare einden wonen, zich ontzetten over uwe tekenen. Alwat zich roert maakt Gij vrolijk, zo des morgens als des avonds.⁹ (65-10) Gij bezoekt het land, en drenkt het, en maakt het zeer rijk; Gods beek heeft overvloed van water; Gij laat het koren wl gedijen, en bouwt aldus het land.¹⁰ (65-11) Gij drenkt zijne voren, en bevochtigt het geploegde; met regen maakt Gij het week, en zegent zijn gewas.¹¹ (65-12) Gij kroont het jaar met uwe goedheid, en uwe voetstappen druipen van vettigheid;¹² (65-13) de weiden in de woestijn zijn ook zo vet, dat zij druipen, en de heuvels zijn rondom vrolijk.¹³ (65-14) De velden zijn vol schapen, en de landouwen staan bedekt met koren, zodat men juicht en zingt.