Read the Bible

¹ Ene onderwijzing van David om voor te zingen; (52-2) toen Dog de Edomiet gekomen was, en aan Saul te kennen gegeven en gezegd had: David is in Achimlechs huis gekomen. (52-3) Wat beroemt gij u, gij dwingeland, dat gij schade kunt doen, daar toch Gods goedheid nog dagelijks duurt?² (52-4) Uwe tong tracht naar schade en snijdt met leugens als een scherp scheermes.³ (52-5) Gij spreekt liever het kwade dan het goede, en laster dan waarheid. Sela.⁴ (52-6) Gij spreekt gaarne al wat ten verderve dient, met ene valse tong.⁵ (52-7) Daarom zal God u ook geheel en al terneder storten en verslaan, u uit de hut rukken, en uit het land der levenden uitroeien. Sela.

⁶ (52-8) En de rechtvaardigen zullen het zien en vrezen, en zullen over hem spotten:⁷ (52-9) Zie, dat is de man, die God niet voor zijnen troost hield, maar zich verliet op zijnen groten rijkdom, en machtig was om schade te doen.⁸ (52-10) Maar ik zal blijven als een groene olijfboom in het huis Gods; ik verlaat mij op Gods goedheid altoos en eeuwiglijk.⁹ (52-11) Ik zal U eeuwig loven, want Gij kunt het wl maken, en zal wachten op uwen naam, want uwe heiligen hebben er vreugde aan.