the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Psalmen 34
1 Een psalm van David, toen hij zijn gelaat veranderd had voor Abimlech, die hem van zich dreef, en hij wegging. (34-2) Ik wil den Heer loven te allen tijde: zijn lof zal altoos in mijnen mond zijn.2 (34-3) Mijn ziel zal zich beroemen in den Heer, dat de ellendigen het horen en zich verheugen.3 (34-4) Prijst met mij den Heer, en laat ons met elkander zijnen naam verhogen.4 (34-5) Toen ik den Heer zocht, antwoordde Hij mij, en redde mij uit al mijne vrees.5 (34-6) Wie op Hem zien, worden verkwikt en hun aangezicht wordt niet te schande.6 (34-7) Toen deze ellendige riep, verhoorde de Heer, en verloste hem uit al zijne noden.7 (34-8) De Engel des Heren legert zich rondom degenen, die Hem vrezen, en verlost hen.8 (34-9) Smaakt en ziet hoe vriendelijk de Heer is; welgelukzalig hij, die op Hem vertrouwt.9 (34-10) Vreest den Heer, gij zijne heiligen; want wie Hem vrezen, hebben geen gebrek.10 (34-11) De rijken moeten gebrek lijden en hongeren, maar wie den Heer zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed.
11 (34-12) Komt herwaarts, kinderen, hoort naar mij; ik zal u de vreze des Heren leren.12 (34-13) Wie is er, die een goed leven begeert, en die gaarne goede dagen had?13 (34-14) Behoed uwe tong voor het kwade, en uwe lippen voor bedrog te spreken.14 (34-15) Sta af van het kwade en doe het goede, zoek den vrede en jaag dien na.15 (34-16) De ogen des Heren letten op de rechtvaardigen, en zijne oren op hun geroep;16 (34-17) maar het aangezicht des Heren is tegen degenen, die kwaad doen, om hunne gedachtenis uit te roeien van de aarde.17 (34-18) Wanneer de rechtvaardigen roepen, zo hoort hen de Heer, en redt hen uit al hunnen nood.18 (34-19) De Heer is nabij degenen, die gebroken van hart zijn, en helpt degenen, die een verslagen gemoed hebben.19 (34-20) De rechtvaardige moet veel lijden, maar de Heer helpt hem uit dit alles.20 (34-21) Hij bewaart al zijne beenderen, dat niet n daarvan gebroken wordt.21 (34-22) Het ongeluk zal den goddeloze doden, en wie den rechtvaardige haten, zullen schuld hebben.22 (34-23) De Heer verlost de ziel zijner knechten; en allen, die op Hem vertrouwen, zullen geen schuld hebben.