the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Psalmen 137
1 Aan de wateren van Babel zaten wij, en weenden, als wij dachten aan Sion.2 Onze harpen hingen wij aan de wilgen, die daarin zijn;3 want daar bevalen zij, die ons gevangen hielden, ons te zingen, en in ons leed vrolijk tezijn, zeggende: Zingt ons toch een van Sions liederen.4 Hoe zouden wij een lied des Heren zingen in vreemde landen?5 Indien ik u, o Jeruzalem, vergeet, zo worde mijne rechterhand vergeten;6 mijne tong moge aan mijn gehemelte kleven, indien ik aan u niet gedenk, indien ik Jeruzalem niet mijn hoogste vreugd laat zijn.
7 Heer, vergeld aan de kinderen van Edom den dag van Jeruzalems ongeluk, die zeggen: Slecht haar, slecht haar, tot op haren grondslag toe!8 Gij verwoeste dochter Babels, gelukkig hij, die u vergeldt al wat gij aan ons gedaan hebt;9 gelukkig hij, die uwe jonge kinderen neemt en ze aan de rots verplettert.