the Fourth Week of Advent
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Psalmen 102
1 Het gebed eens ellendigen, die bedroefd is en zijne klacht voor den Heer uitstort. (102-2) Heer, hoor mijn gebed, en laat mijn roepen tot U komen.2 (102-3) Verberg uw aangezicht niet voor mij in den nood, neig uwe oren tot mij; wanneer ik tot U roep, zo verhoor mij schielijk.3 (102-4) Want mijne dagen zijn vergaan als een rook, en mijne beenderen zijn verbrand als een verbrand hout.4 (102-5) Mijn hart is geslagen en verdord als gras, zodat ik vergeet mijn brood te eten.5 (102-6) Mijn gebeente kleeft aan mijn vlees van kermen en zuchten.6 (102-7) Ik ben gelijk een roerdomp in de woestijn, ik ben als een steenuil in verwoeste steden.7 (102-8) Ik waak en ben als een eenzame vogel op het dak.8 (102-9) Dagelijks smaden mij mijne vijanden; en die mij bespotten zweren bij mij.9 (102-10) Want ik eet as als brood, en meng mijnen drank met tranen,10 (102-11) wegens uw dreigen en uwen toorn, dat Gij mij opgeheven en weder op den grond neergeworpen hebt.11 (102-12) Mijne dagen zijn vergaan als ene schaduw, en ik verdor als gras.
12 (102-13) Maar Gij, o Heer, blijft eeuwig, en uwe gedachtenis immer en altoos.13 (102-14) Wil toch opstaan en U over Sion ontfermen; want het is tijd, dat Gij haar genadig zijt, en de ure is gekomen.14 (102-15) Want uwe knechten wilden gaarne, dat zij gebouwd werd, en zagen gaarne, dat hare stenen en kalk bereid werden,15 (102-16) opdat de heidenen den naam des Heren vrezen mochten, en alle koningen der aarde uwe eer,16 (102-17) wanneer de Heer Sion zal hebben opgebouwd, en verschijnen zal in zijne heerlijkheid.17 (102-18) Hij wendt zich tot het gebed der verlatenen, en versmaadt hun smeken niet.18 (102-19) Dat worde opgeschreven voor de nakomelingen, en het volk, dat nog geschapen moet worden, zal den Heer loven;19 (102-20) want Hij schouwt neder van zijne heilige hoogte, en de Heer ziet van den hemel af op de aarde,20 (102-21) om het zuchten der gevangenen te horen, en vrij te maken de kinderen des doods;21 (102-22) opdat zij te Sion prediken den naam des Heren, en zijnen lof te Jeruzalem;22 als de volken tezamenkomen, (102-23) en de koninkrijken zich verenigen, om den Heer te dienen.
23 (102-24) Hij onderdrukt mijne kracht op den weg, Hij verkort mijne dagen.24 (102-25) Ik zeg: O mijn God, neem mij niet weg in de helft mijner dagen; uwe jaren duren immer en altoos.25 (102-26) Gij hebt voorheen de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk uwer handen.26 (102-27) Zij zullen vergaan, maar Gij blijft; zij zullen allen verouderen als een kleed, zij zullen veranderd worden als een gewaad, wanneer Gij ze veranderen zult.27 (102-28) Maar Gij blijft gelijk Gij zijt, en uwe jaren nemen geen einde.28 (102-29) De kinderen uwer knechten zullen blijven, en hun zaad zal voor U bestendig zijn.