Read the Bible

¹ De wijsheid bouwde haar huis, en hieuw zeven pilaren,² slachtte haar vee, en droeg haren wijn op, en bereidde hare tafel,³ en zond hare dienstmaagden uit om te nodigen op de hoogste plaatsen der stad:⁴ Wie eenvoudig is, die kere zich herwaarts. En tot den verstandeloze sprak zij:⁵ Komt, eet van mijn brood, en drinkt van den wijn, dien ik schenk;⁶ verlaat de dwaasheid, zo zult gij leven, en zet uwen voet op den weg des verstands.⁷ Wie den spotter tuchtigt, behaalt slechts schande, en wie den goddeloze bestraft, zal gehoond worden:⁸ bestraf den spotter niet, hij zal u haten; bestraf den wijze, die zal u liefhebben;⁹ onderricht den wijze, en hij zal nog wijzer worden; leer den rechtvaardige, en hij zal in de leer toenemen.¹⁰ De vreze des Heren is het begin der wijsheid, en de kennis van het heilige is verstand.¹¹ Want door mij zullen uwe dagen vele worden, en de jaren uws levens zullen vermeerderd worden.¹² Zijt gij wijs, gij zijt voor uzelven wijs; zijt gij een spotter, gij zult het alleen dragen.

¹³ Er is ene zotte vrouw, woelachtig, de ongebondenheid zelve, en zij weet niets;¹⁴ die zit in de deur van haar huis, en haar stoel is op de hoogten der stad,¹⁵ om te nodigen allen, die voorbijgaan en die op den rechten weg wandelen:¹⁶ Wie is eenvoudig, die kere zich herwaarts. En tot den verstandeloze spreekt zij:¹⁷ Gestolen wateren zijn zoet, en het verborgen brood is liefelijk.¹⁸ Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn, en hare genodigden aanzitten in de diepte des grafs.