the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Spreuken 17
1 Ene droge bete, doch met rust, is beter dan een huis vol slachtvee met twist.
2 Een vlijtige knecht zal heersen over een zoon, die tot schande verstrekt, en zal onder de broeders een erfdeel verkrijgen.
3 Gelijk het vuur het zilver en de oven het goud beproeft, alzo beproeft de Heer de harten.
4 Een kwaaddoener geeft acht op kwade monden, en een valse hoort gaarne naar schadelijke tongen.
5 Wie den behoeftige bespot, hoont zijnen Maker; en wie zich over zijn ongeval verblijdt, zal niet ongestraft blijven.
6 De kroon der ouden zijn kindskinderen, en de eer der kinderen zijn hunne vaders.
7 Het past een dwaas niet van hoge dingen te spreken, veel minder een vorst, dat hij gaarne liegt.
8 Wie geschenken kan geven, voor dien is het als een edelgesteente: waarheen hij zich keert, wordt hij wijs geacht.
9 Wie zonde toedekt, die maakt vriendschap, maar wie de zaak weder ophaalt, die maakt vrienden oneens.
10 Een verwijt treft den verstandige dieper dan honderd slagen den dwaas.
11 Een bitter mens tracht schade te doen, maar een wrede engel zal over hem komen.
12 Het is beter een berin te ontmoeten, waaraan de jongen ontroofd zijn, dan een zot in zijne dwaasheid.
13 Wie goed met kwaad vergeldt, van diens huis zal het kwaad niet aflaten.
14 Wie twist begint, is als een, die den dam opent voor het water; sta dan af van den twist, eer hij te hevig wordt.
15 Wie den goddeloze vrijspreekt en wie den rechtvaardige veroordeelt, zijn beiden den Heer een gruwel.
16 Wat baat den dwaas geld in de hand om wijsheid te kopen, daar hij toch geen verstand heeft?
17 Een vriend heeft altijd lief, en in den nood wordt een broeder geboren.
18 Het is een onbezonnen mens, die bij de hand belooft, en borg wordt voor zijnen naaste.
19 Wie twist liefheeft, heeft zonde lief; en wie zijne deur hoog maakt, die zoekt ondergang.
20 Een verkeerd hart vindt het goede niet; en wie ene verkeerde tong heeft, zal in ongeluk vallen.
21 Wie enen verstandeloze verwekt, heeft kwelling; en de vader van een dwaas heeft geen vreugd.
22 Een vrolijk hart maakt het leven aangenaam, maar een bedroefd gemoed doet het gebeente verdorren.
23 De goddeloze neemt gaarne heimelijk geschenken, om den weg des rechts te verkeren.
24 In het gelaat van den verstandige is wijsheid, maar een dwaas werpt de ogen heen en weder.
25 Een dwaze zoon is zijns vaders hartzeer, en de droefheid zijner moeder, die hem gebaard heeft.
26 Het betaamt niet den rechtvaardige te straffen, noch den edele te slaan, die recht doet.
27 Wie kennis bezit, matigt zijne redenen, en een verstandig man is niet haastig van geest.28 Ware het, dat een dwaas zweeg, zo zou hij ook voor wijs gehouden worden, en voor verstandig, indien hij den mond toehield.