the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Spreuken 11
1 Ene valse weegschaal is den Heer een gruwel, maar een volkomen gewicht is zijn welbehagen.
2 Waar hoovaardigheid binnenkomt, daar komt ook versmading binnen; maar wijsheid is bij de ootmoedigen.
3 De onschuld zal de vromen geleiden, maar de boosheid zal de verachters in het onheil storten.
4 Vermogen baat niet ten dage des toorns, maar gerechtigheid redt van den dood.
5 De gerechtigheid des vromen maakt zijnen weg effen, maar de goddeloze zal vallen door zijne goddeloosheid.6 De gerechtigheid der vromen zal hen redden, maar de verachters worden gevangen in hunne boosheid.
7 Als de goddeloze mens sterft, is zijne hoop verloren; en de verwachting der onrechtvaardigen wordt teniet.
8 De rechtvaardige wordt uit den nood verlost, en de goddeloze komt in zijne plaats.
9 Door den mond des huichelaars wordt zijn naaste verdorven, maar door bedachtzaamheid worden de rechtvaardigen bevrijd.
10 Ene stad verblijdt zich als het den rechtvaardigen wel gaat, en als de goddelozen omkomen, wordt men vrolijk.11 Door de zegenspreking der vromen wordt ene stad verhoogd, maar door den mond der goddelozen wordt zij verwoest.
12 Wie zijnen naaste versmaadt is verstandeloos; maar een verstandig man zwijgt stil.13 Een kwaadspreker verraadt, wat hij heimelijk weet; maar wie getrouw van hart is, verbergt het.
14 Waar geen raad is, gaat het volk tegronde; maar waar vele raadslieden zijn, daar is behoud.
15 Wie voor een vreemde borg staat zal schade hebben; maar wie zich voor beloven wacht is zeker.
16 Ene beminnelijke vrouw bewaart de eer, gelijk de geweldenaars den rijkdom bewaren.
17 Een goedertieren man doet zijn eigen lichaam goed, maar een onbarmhartig man bedroeft zijn eigen vlees.
18 De arbeid des goddelozen zal mislukken; maar wie gerechtigheid zaait, heeft duurzaam loon.
19 Want gerechtigheid bevordert het leven, maar het kwade najagen bevordert den dood.
20 De Heer heeft een afschuw van de verkeerden van hart, maar een welbehagen aan de vromen.
21 De boze blijft niet ongestraft, al slaan zij ook hand in hand, maar het zaad der rechtvaardigen zal gered worden.
22 Ene schone vrouw zonder tucht is als een zwijn met een gouden neusring.
23 De wens der rechtvaardigen kan slechts wel gelukken, maar de hoop der goddelozen wordt ongeluk.
24 De een deelt uit, en heeft altoos meer; een ander spaart waar hij niet moest, en wordt armer.
25 De ziel, die rijkelijk zegent, wordt vet gemaakt; en wie rijkelijk drenkt zal ook gedrenkt worden.
26 Wie koren inhoudt, dien vloeken de lieden; maar zegening komt over dengene, die het verkoopt.
27 Wie het goede zoekt, dien wedervaart wat goeds; maar wie naar ongeluk tracht, dien zal het overkomen.
28 Wie zich op zijnen rijkdom verlaat, zal vallen; maar de rechtvaardigen zullen groenen als een blad.
29 Wie zijn eigen huis beroert, zal wind ten erfdeel verkrijgen; en een dwaas moet des wijzen knecht zijn.
30 De vrucht des rechtvaardigen is een boom des levens, en een wijs man neemt de harten in.
31 Zo de rechtvaardige op de aarde boeten moet, hoeveel te meer de goddeloze en de zondaar!