the Fourth Week of Advent
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Mattheüs 8
1 Toen hij nu van den berg afging, volgde hem veel volk na.2 En zie, een melaatse kwam en viel voor hem neder, en zeide: Heer, indien gij wilt, zo kunt gij mij reinigen.3 En Jezus strekte zijne hand uit en raakte hem aan, en zeide: Ik wil het doen, wees gereinigd! En terstond werd hij rein van zijne melaatschheid.4 En Jezus sprak tot hem: Zie toe, dat gij het niemand zegt; maar ga heen en toon u den priester, en offer de gave, die Mozes bevolen heeft, tot een bewijs voor hen.
5 Toen nu Jezus te Kaprnam inging, trad een hoofdman tot hem, die hem bad,6 zeggende: Heer, mijn knecht ligt te huis en is verlamd, en heeft grote kwalen.7 En Jezus zeide tot hem: Ik zal komen en hem gezond maken.8 De hoofdman antwoordde en zeide: Heer, ik ben niet waardig, dat gij onder mijn dak komt; maar spreekt alleenlijk een woord, zo zal mijn knecht gezond worden.9 Want ook ik ben een mens aan de overheid onderdanig, en heb krijgsknechten onder mij; en wanneer ik zeg tot den een: Ga heen, zo gaat hij; en tot den ander: Kom herwaarts, zo komt hij; en tot mijnen knecht: Doe dit, zo doet hij het.10 Toen Jezus dit hoorde, verwonderde hij zich, en zeide tot degenen die hem volgden: Voorwaar, ik zeg u, zulk een geloof heb ik zelfs in Isral niet gevonden.11 Maar ik zeg u, dat velen zullen komen van het Oosten en van het Westen, en met Abraham en Isak en Jakob in het hemelrijk zitten;12 maar de kinderen van het rijk zullen uitgeworpen worden in de uiterste duisternis; daar zal geween zijn en geknars der tanden.13 En Jezus zeide tot den hoofdman: Ga heen, u geschiede gelijk gij geloofd hebt. En zijn knecht werd gezond terzelfder ure.
14 En Jezus kwam in het huis van Petrus, en zag, dat diens schoonmoeder te bed lag en de koorts had.15 Toen greep hij hare hand, en de koorts verliet haar; en zij stond op en diende hen.16 Toen het nu avond was, brachten zij vele bezetenen tot hem, en hij dreef de geesten uit door zijn woord en maakte allerlei kranken gezond;17 opdat vervuld werd hetgeen gezegd is door den profeet Jesaja, zeggende: "Hij heeft onze zwakheden op zich genomen, en onze krankheden gedragen".
18 En toen Jezus veel volk rondom zich zag, gebood hij, dat men zou overvaren naar de andere zijde der zee.19 En een Schriftgeleerde kwam tot hem, en zeide tot hem: Meester, ik zal u volgen, waar gij ook heengaat.20 En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels hebben nesten; maar des Mensen Zoon heeft niet, waar hij zijn hoofd kan nederleggen.21 En een ander van zijne jongeren zeide tot hem: Heer, vergun mij, dat ik eerst heenga en mijnen vader begrave.22 Maar Jezus zeide tot hem: Volg mij, en laat de doden hunne doden begraven.
23 En hij trad in het schip, en zijne jongeren volgden hem.24 En zie, er ontstond grote onstuimigheid in de zee, zodat het scheepje met golven bedekt werd; doch hij sliep.25 En de jongeren traden tot hem en wekten hem op, en zeiden: Heer, help ons, wij vergaan!26 Toen zeide hij tot hen: Gij kleingelovigen, hoe zijt gij zo bevreesd? En hij stond op en bedreigde den wind en de zee; toen kwam er grote stilte.27 En de mensen verwonderden zich, en zeiden: Wat man is deze, dat wind en zee hem gehoorzaam zijn!
28 En toen hij kwam aan de andere zijde der zee, in het landschap der Gadarenen, liepen hem twee bezetenen te gemoet; die kwamen uit de graven, en waren zeer woedend, zodat niemand langs dien weg kon voorbijgaan.29 En zie, zij riepen, zeggende: Ach Jezus, gij Zoon Gods, wat hebben wij met u te doen? Zijt gij hier gekomen, om ons te kwellen Vr den tijd?30 Verre van hen nu was ene grote kudde zwijnen op de weide.31 Toen baden de duivelen hem en zeiden: Wilt gij ons uitdrijven, zo vergun ons in die kudde zwijnen te varen.32 En hij zeide tot hen: Vaart heen! Toen voeren zij uit, en voeren in de kudde zwijnen. En zie, de gehele kudde zwijnen stortte van de steilte af in de zee, en zij stierven in het water.33 En de hoeders vloden, en gingen heen in de stad, en verhaalden alles, en hoe het met de bezetenen was toegegaan.34 En zie, toen ging de gehele stad uit, Jezus te gemoet; en toen zij hem zagen, baden zij hem, dat hij van hunne grenzen wilde wijken.