the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Jozua 4
1 Toen al het volk overgetrokken was over den Jordaan, sprak de Heer tot Jozua:2 Neem u twaalf mannen uit het volk, uit elken stam n,3 en gebied hun, zeggende: Neemt u uit den Jordaan twaalf stenen op, van die plaats, waar de voeten der priesters gestaan hebben, en brengt die met u over om ze ter plaatse der vernachting te laten, waar gij dezen nacht vernachten zult.4 Toen riep Jozua twaalf mannen, die hij gekozen had uit de kinderen Israls, uit elken stam n;5 en hij sprak tot hen: Gaat over Vr de ark van den Heer, uwen God, midden in den Jordaan; en elk heffe nen steen op zijnen schouder, naar het getal van de stammen der kinderen Israls,6 opdat zij een gedenkteken zijn onder u. Als uwe kinderen later hunnen vaders vragen zullen, zeggende: Wat beduiden deze stenen daar?,7 dan zult gij hun zeggen, hoe het water van den Jordaan afgescheurd is voor de ark des Heren; toen zij door den Jordaan ging, is het water van den Jordaan afgescheurd; opdat deze stenen den kinderen Israls ene eeuwige gedachtenis zijn.8 Toen deden de kinderen Israls zoals Jozua hun geboden had, en droegen twaalf stenen midden uit den Jordaan, gelijk de Heer tot Jozua gezegd had, naar het getal van de stammen der kinderen Israls, en zij brachten die met zich over ter plaatse der vernachting, en lieten ze aldaar.9 En Jozua richtte twaalf stenen op midden in den Jordaan, waar de voeten der priesters, die de ark des verbonds droegen, gestaan hadden; en aldaar zijn zij nog tot op dezen dag toe.
10 Want de priesters, die de ark droegen, stonden midden in den Jordaan, totdat alles uitgevoerd werd wat de Heer aan Jozua geboden had aan het volk te zeggen, gelijk Mozes dat aan Jozua geboden had. En het volk haastte zich en het trok over.11 Toen nu al het volk overgegaan was, ging de ark des Heren ook over, en de priesters voor het volk uit.12 En de Rubenieten en Gadieten en de halve stam van Manasse gingen gewapend voor de kinderen Israls uit, gelijk Mozes tot hen gesproken had;13 omtrent veertig duizend, ten strijde toegerust, gingen voor den Heer tot den strijd op de vlakke velden van Jericho.14 Op dien dag maakte de Heer Jozua groot voor geheel Isral, en zij vreesden hem gelijk zij Mozes gevreesd hadden, zijn leven lang.15 En de Heer sprak tot Jozua:16 Gebied den priesters, die de ark der getuigenis dragen, dat zij uit den Jordaan opklimmen.17 Dus gebood Jozua den priesters, zeggende: Klimt op uit den Jordaan.18 En toen de priesters, die de ark des verbonds des Heren droegen, uit den Jordaan opklommen, en met hunne voetzolen op het droge traden, kwam het water van den Jordaan weder in zijne plaats, en vloeide gelijk te voren aan al zijne oevers.19 En het was de tiende dag der eerste maand, toen het volk uit den Jordaan opklom; en zij legerden zich in Gilgal, tegen het Oosten der stad Jericho.
20 En die twaalf stenen, welke zij uit den Jordaan genomen hadden, richtte Jozua op te Gilgal;21 en hij sprak tot de kinderen Israls: Als uwe kinderen hierna hunnen vaders zullen vragen, zeggende: Waarom zijn deze stenen hier?,22 zo zult gij het hun te kennen geven, zeggende: Isral ging droogvoets door den Jordaan,23 toen de Heer, uw God, het water van den Jordaan uitdroogde voor ulieden, totdat gij overgingt; zoals de Heer, uw God, deed in de Schelfzee, die Hij voor ons uitdroogde, totdat wij er doorgingen:24 opdat al de volken op de aarde de hand des Heren erkennen zouden, hoe machtig zij is; opdat gij den Heer, uwen God, zoudt vrezen te allen tijde.