the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Johannes 16
1 Dit heb ik tot u gesproken, opdat gij u niet ergert.2 Zij zullen u in den ban doen; ja de tijd komt, dat ieder die u doodt, menen zal Gode een dienst te doen.3 En dit zullen zij u doen, omdat zij noch mijnen Vader, noch mij kennen.4 Maar dit heb ik tot u gesproken, opdat gij, als de tijd komen zal, er aan gedenkt, dat ik het u gezegd heb. Doch dit heb ik u van het begin af niet gezegd, want ik was bij u.5 En nu ga ik heen tot dengene die mij gezonden heeft, en niemand onder u vraagt mij: Waar gaat gij heen?6 Maar omdat ik dit tot u gesproken heb, is uw hart vol treurigheid geworden.
7 Doch ik zeg u de waarheid: Het is u goed dat ik heenga; want indien ik niet heenga, zo komt de Trooster niet tot u; maar indien ik ga, zo zal ik hem tot u zenden.8 En als die komt, zal hij de wereld overtuigen van de zonde, van de gerechtigheid, en van het oordeel:9 van de zonde, omdat zij in mij niet geloven;10 en van de gerechtigheid, omdat ik tot den Vader ga, en gij mij voortaan niet meer zien zult;11 en van het oordeel, omdat de vorst dezer wereld geoordeeld is.12 Ik heb u nog veel te zeggen, doch gij kunt het nu niet dragen;13 maar wanneer deze, de Geest der waarheid, komen zal, zal hij u in alle waarheid leiden; want hij zal van zichzelven niet spreken, maar hetgeen hij horen zal, dat zal hij spreken, en wat toekomende is, dat zal hij u verkondigen.14 Die zal mij verheerlijken, want van het mijne zal hij het nemen, en het u verkondigen.15 Al wat de Vader heeft is het mijne. Daarom heb ik gezegd: Hij zal het van het mijne nemen en u verkondigen.
16 Over een kleine wijle zult gij mij niet zien, en wederom over een kleine wijle zult gij mij zien; want ik ga tot den Vader.17 Toen zeiden enigen van zijne jongeren tot elkander: Wat is dit, dat hij tot ons zegt: Over een kleine wijle zult gij mij niet zien, en wederom over een kleine wijle zult gij mij zien; en: Ik ga tot den Vader?18 Dus zeiden zij: Wat is dit, dat hij zegt: Over een kleine wijle? Wij weten niet wat hij zegt.19 Toen merkte Jezus, dat zij hem wilden vragen, en zeide tot hen: Daarover vraagt gij onder elkander, dat ik gezegd heb: Over een kleine wijle zult gij mij niet zien, en wederom over een kleine wijle zult gij mij zien.20 Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Gij zult wenen en klagen, maar de wereld zal zich verblijden, gij echter zult treurig zijn; doch uwe treurigheid zal tot vreugde worden.21 Ene vrouw, als zij baart, heeft treurigheid, want hare ure is gekomen; maar als zij het kind gebaard heeft, gedenkt zij niet meer aan den angst, om de blijdschap, dat een mens ter wereld geboren is.22 Zo hebt gij nu ook treurigheid, maar ik zal u wederzien, en uw hart zal zich verblijden, en niemand zal uwe blijdschap van u nemen.
23 En op dien dag zult gij mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Al wat gij den Vader bidden zult in mijnen naam, dat zal hij u geven.24 Tot nog toe hebt gij niets gebeden in mijnen naam. Bidt en gij zult ontvangen, opdat uwe blijdschap volkomen zij.25 Dit heb ik in gelijkenissen tot u gesproken; maar de tijd komt, dat ik niet meer in gelijkenissen tot u spreken zal, maar u vrijuit verkondigen van den Vader.26 Te dien dage zult gij bidden in mijnen naam; en ik zeg u niet, dat ik den Vader voor u bidden zal;27 want Hij, de Vader zelf, heeft u lief, omdat gij mij liefhebt, en gelooft, dat ik van God ben uitgegaan.
28 Ik ben van den Vader uitgegaan en in de wereld gekomen; wederom verlaat ik de wereld en ga tot den Vader.29 Zijne jongeren zeiden tot hem: Zie, nu spreekt gij vrijuit en zegt geen gelijkenis.30 Nu weten wij, dat gij alle dingen weet, en niet nodig hebt, dat iemand u vraagt; daarom geloven wij, dat gij van God uitgegaan zijt.31 Jezus antwoordde hun: Nu gelooft gij?32 Zie, de ure komt en is alreeds gekomen, dat gij verstrooid zult worden, elk naar het zijne, en mij alleen laten. Maar ik ben niet alleen, want de Vader is met mij.33 Dit heb ik tot u gesproken, opdat gij in mij vrede hebt. In de wereld hebt gij angst; maar hebt goeden moed, ik heb de wereld overwonnen.