the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Job 24
1 Waarom zijn voor den Almachtige geen tijden voorbehouden en waarom zien zij, die Hem kennen, zijne dagen niet?2 Zij zetten de grenspalen terug, zij roven de kudden en weiden zij.3 Zij drijven den ezel der wezen weg, en nemen den os der weduwe tot pand.4 De armen moeten voor hen wijken, en de nooddruftigen in het land moeten zich verbergen.5 Zie, gelijk woudezels in de woestijn, gaan zij aan het werk en zoeken roof; de woestijn heeft hun spijs voor hunne kinderen.6 Zij maaien op den akker alles wat hij draagt, en plukken den wijnberg af, dien zij met onrecht hebben.7 Den naakte laten zij liggen en laten hun geen dekking in de koude, wier klederen zij genomen hebben,8 zodat zij zich tot de steenrotsen moeten begeven, als er van de bergen een slagregen op hen stort, dewijl zij anders geen schuilplaats hebben.9 Zij rukken het kind van de borst weg, en maken het tot een wees, en maken de lieden arm met panden.10 De naakten laten zij zonder klederen gaan, en den hongerigen ontnemen zij de schoven.11 Zij dwingen hen olie te slaan op hun eigen molens, en hun eigen wijnpersen te treden, en laten hen echter dorst lijden.12 Zij doen de lieden in de stad zuchten, en de ziel der verslagenen kermen, en God stoort hen niet.
13 Daarom zijn zij afvallig geworden van het licht, en kennen zijnen weg niet, en keren niet weder tot zijne paden.14 Als de dag aanbreekt, staat de moordenaar op, en doodt den arme en nooddruftige; en des nachts is hij als een dief.15 Het oog des overspelers neemt de schemering waar en zegt: Geen oog ziet mij; en hij bedekt zijn aangezicht.16 In het duister breekt hij in de huizen, bij dag verbergen zij zich te zamen en schuwen het licht.17 Want als de morgenstond komt, is het voor hen als duisternis, want zij zijn bekend met de verschrikking van den nacht.
18 Hij vaart snel weg als op een water; zijne have wordt klein in het land, en hij bouwt zijnen wijnberg niet.19 Het graf neemt hen weg, die zondigen, gelijk de hitte en droogte het sneeuwwater verteert.20 De moederschoot zal hem vergeten, het gewormte zal zijn lust worden, aan hem wordt niet meer gedacht; hij zal afgehouwen worden als een slechte boom.21 Hij heeft de eenzame beleedigd, die niet baart, en heeft der weduw geen goed gedaan.22 Maar God behoudt de machtigen door zijne kracht; dat zij weder opstaan, wanneer zij aan het leven wanhopen.23 Hij geeft hun, dat zij veilig zijn en een stem hebben en zijne ogen zien op hunne wegen.24 Zij zijn een kleinen tijd verheven, en zullen vernietigd en onderdrukt en geheel en al uitgeroeid worden; en gelijk de eerste bloesem aan de aren, zo zullen zij afgeslagen worden.25 Is het niet zo? Wie zou mij van leugens beschuldigen, en waar maken, dat mijne rede niets is?