the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Jeremia 8
1 In dien tijd, spreekt de Heer, zal men de beenderen der koningen van Juda, de beenderen hunner vorsten, de beenderen der priesters, de beenderen der profeten en de beenderen der inwoners van Jeruzalem uit hunne graven halen;2 en men zal ze verstrooien voor de zon en de maan en al het heir des hemels, dat zij liefgehad, dat zij gediend en nagewandeld en dat zij gezocht en aangebeden hebben; zij zullen niet weder verzameld en begraven worden, maar tot mest op den aardbodem zijn.3 En al de overgeblevenen van dit boos geslacht, aan welke plaats zij ook zullen zijn, waarheen Ik hen zal verstoten hebben, zullen veel liever dood dan levend willen zijn, spreekt de Heer Zebath.
4 Daarom zeg tot hen: Dus spreekt de Heer: Waar is iemand, die, als hij valt, niet gaarne weder zou opstaan? Waar is iemand, die, als hij dwaalt, niet gaarne weder terecht zou komen?5 Maar dit volk te Jeruzalem gaat altoos dwalende voort; zij kleven den valsen godsdienst zo vast aan, dat zij er zich niet van willen laten aftrekken.6 Ik zie en hoor, dat zij niets goeds leren; niemand is er, wien zijne boosheid leed doet, en die zegt: Wat heb ik gedaan? Zij lopen allen hunnen loop als een hengst naar den strijd.7 Zelfs de ooievaar onder den hemel weet zijnen tijd; de tortel en kraanvogel en zwaluw kennen hunnen tijd, wanneer zij zullen wederkomen; maar mijn volk wil het recht des Heren niet kennen.8 Hoe durft gij dan zeggen: Wij weten wat recht is, en hebben de heilige schrift Vr ons? Het is immers niets dan leugen wat uwe schriftgeleerden voorstellen;9 daarom moeten zulke leeraars te schande, verschrikt en gevangen worden; want wat goeds kunnen zij leren, dewijl zij het woord des Heren verwerpen?10 Daarom zal Ik hunne vrouwen den vreemdelingen geven, en hunne akkers aan degenen, die hen verjagen zullen; want zij allen bedrijven gierigheid, beiden klein en groot, en priesters en profeten eren enen valsen godsdienst,11 en troosten mijn volk in hun ongeluk, dat zij het gering zullen achten, zeggende: Vrede, vrede!; en er is toch geen vrede.12 Daarom zullen zij te schande worden, omdat zij zulke gruwelen bedrijven, hoewel zij niet blozen en zich niet willen schamen; daarom moeten zij overhoop vallen; en als Ik hen bezoeken zal, zullen zij vallen, spreekt de Heer.
13 Ik zal hen voorzeker wegrapen, spreekt de Heer; er zijn geen druiven aan den wijnstok en geen vijgen aan den vijgeboom, ja, de bladeren zijn verwelkt; en wat Ik hun gegeven heb, dat zal van hen genomen worden.14 Waar zullen wij dan wonen? Ja, verzamelt u, en laat ons in de vaste steden trekken, opdat wij aldaar omkomen; want de Heer onze God zal ons laten omkomen en ons drenken met een bitteren drank, omdat wij tegen den Heer gezondigd hebben.15 Wij hoopten, het zou vrede worden, maar er komt niets goeds; wij hoopten genezen te worden, maar er is niets dan verschrikking.16 Men hoort hunne paarden reeds snuiven te Dan, en hunne hengsten briesen, dat het gehele land daarvan beeft; en zij komen herwaarts en zullen het land vernielen met alwat er in is, de stad en allen, die er in wonen.17 Want zie, Ik zal slangen en basilisken onder u zenden, die niet te bezweren zijn; die zullen u steken, spreekt de Heer.18 Wat kan mij in mijn jammer verkwikken? Mijn hart kwijnt weg in mij.19 Zie, de dochter mijns volks zal jammeren uit verren lande: Wil dan de Heer niet meer op Sion zijn, of zal zij geen koning meer hebben? Waarom hebben zij Mij zo vertoornd met hunne beelden en vreemde onnutte diensten?20 De oogst is voorbijgegaan, de zomer is weg: ons is geen hulp wedervaren.21 Het jammert mij zeer, dat mijn volk zo verdorven is; ik kwel en ontzet mij.22 Is er dan geen balsem in Gilead, of is er geen heelmeester aldaar? Waarom is er voor de dochter mijns volks geen genezing?