Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Jeremia 52

1 Zedeka was nentwintig jaar oud, toen hij koning werd, en hij regeerde elf jaar te Jeruzalem; en zijne moeder was Hamutal, de dochter van Jeremia, uit Libna.2 En hij deed hetgeen den Heer kwalijk behaagde, zoals Jojakim gedaan had.3 Want de toorn des Heren ging over Jeruzalem en Juda, totdat Hij hen van zijn aangezicht zou verwerpen. En Zedeka viel af van den koning van Babel.4 In het negende jaar nu zijner regering, op den tienden dag der tiende maand, kwam Nebukadnezar, de koning van Babel, met zijn gehele heir tegen Jeruzalem, en belegerde het; en zij maakten er ene schans rondom.5 Alzo bleef de stad belegerd tot in het elfde jaar van koning Zedeka.6 Op den negenden dag nu der vierde maand nam de honger in de stad de overhand, en het volk van het land had niets meer te eten;7 toen drong men in de stad, en al de krijgslieden namen de vlucht en trokken bij nacht uit de stad, langs den weg naar de poort, tussen de twee muren bij des konings hof; de Chalden nu lagen rondom de stad. En toen zij langs den weg door het veld trokken,8 joeg het heir der Chalden den koning na, en achterhaalde Zedeka in het veld bij Jericho; toen verstrooide zich al zijn heir.9 En zij grepen den koning, en brachten hem opwaarts tot den koning van Babel te Ribla in het land van Hamath, en hij sprak het oordeel over hem uit.10 Aldaar liet de koning van Babel de zonen van Zedeka voor zijne ogen slachten, en ook al de vorsten van Juda slachtte hij te Ribla;11 en Zedeka liet hij de ogen uitsteken, en liet hem met twee ketenen binden, en de koning van Babel voerde hem naar Babel, en zette hem in de gevangenis, totdat hij stierf.

12 Op den tienden dag der vijfde maand, in het negentiende jaar van Nebukadnezar, den koning van Babel, kwam Nebuzaradan, de hoofdman, die gestadig bij den koning van Babel was, te Jeruzalem;13 en hij verbrandde het huis des Heren en het huis des konings, en al de huizen van Jeruzalem, ook alle grote huizen verbrandde hij met vuur;14 en het gehele heir der Chalden, dat bij den hoofdman was, brak al de muren te Jeruzalem rondom af.15 Het arme volk nu, en het volk, dat nog in de stad overig was, en wie den koning van Babel toevielen, en den overigen groten hoop, voerde Nebuzaradan, de hoofdman, gevankelijk weg.16 En van het arme volk op het land liet Nebuzaradan, de hoofdman, enigen blijven tot wijngaardeniers en akkerlieden.17 En de koperen pilaren aan het huis des Heren, en de stellingen, en de koperen zee aan het huis des Heren verbraken de Chalden, en voerden al het koper daarvan naar Babel.18 En de ketels, asschoppen, messen, bekkens, schalen, en al de koperen vaten, welke men bij den dienst gebruikte, namen zij weg.19 Ook nam de hoofdman wat goud en zilver was aan de bekers, rookpannen, bekkens, ketels, kandelaars, lepels en schalen.20 De twee pilaren, de ene zee, de twaalf koperen runderen, die in de plaats van de stellingen stonden, welke koning Salomo had laten maken voor het huis des Heren: het koper van al dat gereedschap was niet te wegen.21 En elk der twee pilaren was achttien el hoog, en een snoer van twaalf el lang omving ze, en elk was vier vingers dik, en van binnen hol;22 en op elk stond een koperen knop, vijf el hoog; en netten en granaatappelen waren aan elken knop rondom alles van koper; en de ene pilaar was als de andere, en de granaatappelen ook.23 Zesennegentig granaatappelen waren daaraan, en honderd granaatappelen waren aan een net rondom.

24 En de hoofdman nam den priester Seraja van den eersten rang, en den priester Zefanja van den tweeden rang, en drie deurwachters;25 en nen kamerdienaar uit de stad, die over de krijgslieden gesteld was, en zeven mannen, die bij den koning zijn moesten, die in de stad gevonden werden; daarbij den schrijver van den krijgsoverste, die het landvolk tot den krijgsdienst opschreef; en zestig mannen van het landvolk, die in de stad gevonden werden;26 die nam Nebuzaradan, de hoofdman, en bracht hen tot den koning van Babel te Ribla,27 en de koning van Babel sloeg hen dood te Ribla in het land Hamath. Aldus werd Juda uit zijn land weggevoerd.28 Dit is het volk dat Nebukadnezar weggevoerd heeft; in het zevende jaar drieduizend drientwintig Joden;29 en in het achttiende jaar van Nebukadnezar, achthonderd tweendertig zielen uit Jeruzalem;30 en in het drientwintigste jaar van Nebukadnezar voerde Nebuzaradan, de hoofdman, zevenhonderd vijfenveertig zielen weg uit Juda: allen tezamen vierduizend zeshonderd zielen.

31 En in het zevenendertigste jaar, nadat Jojachin, koning van Juda, weggevoerd was, op den vijfentwintigsten dag der twaalfde maand, verhief Evil-Merodach, koning van Babel, in het jaar, dat hij koning werd, het hoofd van Jojachin, den koning van Juda, en liet hem uit de gevangenis;32 en hij sprak vriendelijk met hem, en stelde zijnen stoel boven den stoel der koningen, die bij hem te Babel waren;33 en hij veranderde de klederen zijner gevangenschap, en hij at gestadig bij hem, zijn leven lang;34 en hem werd een vast onderhoud van den koning van Babel gegeven, gelijk het hem toegekend was, al de dagen zijns levens, tot aan zijn einde.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile