the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Jeremia 28
1 En in hetzelfde jaar, in het begin der regering van Zedeka, den koning van Juda, in de vijfde maand des vierden jaars, sprak Hananja, de zoon van Azzur, een profeet van Gibeon, tot mij in het huis des Heren, in tegenwoordigheid van de priesters en van het ganse volk zeggende:2 Dus spreekt de Heer Zebath, Israls God, zeggende: Ik heb het juk des konings van Babel verbroken;3 en eer twee jaren om zijn, zal Ik al de vaten van het huis des Heren, die Nebukadnezar, de koning van Babel, van deze plaats weggenomen en naar Babel gevoerd heeft, weder in deze plaats brengen;4 en ook Jechonia, den zoon van Jojakim, den koning van Juda, en al de gevangenen uit Juda, die naar Babel gevoerd zijn, zal Ik weder in deze plaats brengen, spreekt de Heer; want Ik zal het juk des konings van Babel verbreken.5 Toen sprak de profeet Jeremia tot den profeet Hananja, in tegenwoordigheid van de priesters en van het ganse volk, hetwelk in het huis des Heren stond,6 en zeide: Amen, alzo doe de Heer; de Heer bevestige uw woord, hetwelk gij geprofeteerd hebt, dat Hij de vaten van het huis des Heren van Babel wederbrenge aan deze plaats, te zamen met al de gevangenen.7 Maar hoor nu ook dit woord, hetwelk ik voor uwe oren spreek, en voor de oren des gansen volks:8 De profeten, die Vr mij en Vr u geweest zijn, van ouds af, hebben tegen vele landen en grote koninkrijken geprofeteerd van oorlog, van ongeluk en van pest;9 maar als een profeet van vrede profeteert, dien zal men kennen, of de Heer hem waarlijk gezonden heeft, wanneer zijn woord vervuld wordt.
10 Toen nam de profeet Hananja het juk van den hals van den profeet Jeremia, en verbrak het;11 en Hananja sprak in tegenwoordigheid des gansen volks, zeggende: Dus spreekt de Heer: Aldus zal Ik het juk van Nebukadnezar, den koning van Babel, verbreken, eer twee jaren om zijn, van den hals aller volken. Toen ging de profeet Jeremia zijns weegs.12 En het woord des Heren geschiedde tot Jeremia, nadat de profeet Hananja het juk verbroken had van den hals van den profeet Jeremia, zeggende:13 Ga heen en zeg tot Hananja: Dus spreekt de Heer: Gij hebt het houten juk verbroken: maak dan nu in plaats daarvan een ijzeren juk.14 Want dus spreekt de Heer Zebath, Israls God: Een ijzeren juk heb Ik al dezen volken aan den hals gehangen, om Nebukadnezar, den koning van Babel, te dienen; ja dienen moeten zij hem, want Ik heb hem zelfs de wilde dieren gegeven.15 En de profeet Jeremia sprak tot den profeet Hananja: Hoor nu, Hananja: de Heer heeft u niet gezonden, en gij hebt gemaakt, dat dit volk zich op leugen verlaat.16 Daarom spreekt de Heer aldus: Zie, Ik zal u van den aardbodem wegnemen; dit jaar zult gij sterven, want gij hebt hen met uwe woorden van den Heer afgewend.17 Alzo stierf de profeet Hananja in datzelfde jaar in de zevende maand.