the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Jeremia 26
1 In het begin der regering van Jojakim, den zoon van Josa, den koning van Juda, geschiedde dit woord van den Heer, zeggende:2 Dus spreekt de Heer: Treed in het voorhof van het huis des Heren, en predik tot alle steden van Juda, die ingaan om te aanbidden in het huis des Heren, al de woorden, die Ik u bevolen heb hun te zeggen; doe er niets af:3 of zij misschien zullen horen, en zich bekeren elk van zijnen kwaden weg; opdat Mij ook berouwe het kwaad, dat Ik hun denk te doen om hunnen bozen wandel. Zeg dan tot hen:4 Dus spreekt de Heer: Indien gij naar Mij niet horen zult, dat gij wandelt in mijne wet, die Ik u voorgelegd heb,5 dat gij hoort naar de woorden van mijne knechten, de profeten, die Ik vroeg en laat tot u gezonden heb, doch die gij niet horen wildet:6 zo zal Ik met dit huis doen als met Silo, en deze stad tot een vloek stellen voor alle volken der aarde.
7 Toen nu de priesters, de profeten en al het volk Jeremia deze woorden hoorden spreken in het huis des Heren,8 en Jeremia alles had uitgesproken, wat de Heer hem bevolen had tot het ganse volk te zeggen, grepen hem de priesters en de profeten en al het volk, zeggende: Gij moet sterven.9 Waarom durft gij profeteren in den naam des Heren, zeggende: Het zal dit huis gaan als Silo, en deze stad zal zo woest worden, dat er niemand meer in woont? En al het volk vergaderde zich in het huis des Heren tegen Jeremia.10 Toen nu de vorsten van Juda dit hoorden, gingen zij uit het huis des konings op in het huis des Heren, en zetten zich voor de nieuwe poort van het huis des Heren.11 En de priesters en profeten zeiden tot de vorsten en tot al het volk: Deze is des doods schuldig, want hij heeft geprofeteerd tegen deze stad, gelijk gij met uwe oren gehoord hebt.12 Maar Jeremia sprak tot al de vorsten en tot al het volk: De Heer heeft mij gezonden, opdat ik dit alles, wat gij gehoord hebt, zou profeteren tegen dit huis en tegen deze stad.13 Verbetert dan nu uw doen en uwen wandel, en hoort naar de stem van den Heer, uwen God; zo zal den Heer ook berouwen het kwaad, dat Hij tegen u gesproken heeft.14 Zie, ik ben in uwe handen: gij kunt met mij doen zoals het u recht en goed dunkt;15 maar gij moet weten, dat, indien gij mij doodt, gij onschuldig bloed zult brengen over u, over deze stad en over hare inwoners; want waarlijk, de Heer heeft mij tot u gezonden, opdat ik dit alles voor uwe oren spreken zoude.
16 Toen zeiden de vorsten en al het volk tot de priesters en de profeten: Deze is des doods niet schuldig, want hij heeft in den naam van den Heer, onzen God, tot ons gesproken.17 En enigen van de oudsten des lands stonden op en spraken tot de gehele menigte des volks, zeggende:18 Ten tijde van Hizka, den koning van Juda, was er een profeet, Micha van Morseth, die sprak tot al het volk van Juda, zeggende: Dus spreekt de Heer Zebath: Sion zal als een akker geploegd worden, en Jeruzalem zal tot een steenhoop worden, en de berg van het huis des Heren tot hoogten des wouds.19 Nochtans liet Hizka, de koning van Juda, en geheel Juda hem daarvoor niet doden, ja zij vreesden veelmeer den Heer en baden voor den Heer; toen berouwde ook den Heer het kwaad, dat Hij tegen hen gesproken had. Dus zouden wij dan een groot kwaad doen tegen onze zielen.20 Ook was er een, die in den naam des Heren profeteerde, Ura, de zoon van Semaja, uit Kirjath-Jearim; die profeteerde tegen deze stad en tegen dit land, zoals Jeremia.21 En toen koning Jojakim en al zijne aanzienlijken en al de vorsten, zijne woorden hoorden, wilde de koning hem laten doden, doch Ura vernam het, werd bevreesd en vluchtte, en kwam in Egypte.22 En koning Jojakim zond mannen naar Egypte, Elnathan den zoon van Achbor, en andere mannen met hem;23 die voerden Ura uit Egypte, en brachten hem tot koning Jojakim; en deze liet hem met het zwaard doden, en deed zijn dood lichaam werpen in de gemene begraafplaatsen.24 Maar de hand van Ahikam, den zoon van Safan, was met Jeremia, dat men hem niet overgaf in de hand des volks om hem te doden.