the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Jakobus 2
1 Mijne broeders, hebt het geloof in onzen Heere Jezus Christus, den Heer der heerlijkheid, zonder aanzien des persoons.2 Want zo in uwe vergadering kwam een man met een gouden ring en met een prachtig kleed, en er kwam ook een arm man in een schamel kleed,3 en gij zoudt zien op dengene, die het prachtige kleed draagt, en tot hem zeggen: Zit gij hier op de beste plaats; en zoudt tot den arme zeggen: Sta gij Dr, of zit hier aan mijne voeten.4 Is het recht, dat gij zulk een onderscheid bij uzelve maakt en oordeelt naar boze overleggingen?5 Hoort toe, mijne geliefde broeders! Heeft God niet verkoren de armen op deze wereld, die in het geloof rijk zijn, en erfgenamen van het rijk, hetwelk hij beloofd heeft dengenen, die hem liefhebben?6 Maar gij hebt den arme oneer aangedaan. Zijn de rijken niet degenen, die geweld tegen u plegen, en u voor het gerecht trekken?7 Lasteren zij niet den goeden naam, naar welken gij genoemd zijt?
8 Zo gij dan de koninklijke wet volbrengt, naar de Schrift: "Heb uwen naaste lief als uzelven", zo doet gij wl.9 Maar zo gij den persoon aanziet, zo doet gij zonde en wordt bestraft door de wet als overtreders.10 Want zo iemand de gehele Wet houdt, en hij zondigt tegen n gebod, die is aan alle schuldig.11 Want die gezegd heeft: "Gij zult geen overspel doen", heeft ook gezegd: "Gij zult niet doden". Indien gij nu geen overspel doet, maar doodt, zo zijt gij een overtreder der wet.12 Spreekt Z en doet Z, als die door de wet der vrijheid zult geoordeeld worden.13 Want er zal een onbarmhartig oordeel gaan over dengene, die geen barmhartigheid gedaan heeft; maar de barmhartigheid roemt tegen het oordeel.
14 Wat helpt het, mijne broeders, zo iemand zegt, dat hij het geloof heeft, maar hij heeft de werken niet? Kan het geloof hem zalig maken?15 Zo nu een broeder of ene zuster naakt was, en gebrek had aan dagelijks voedsel,16 en iemand onder u zeide tot hen: Gaat heen in vrede, warmt u en verzadigt u, maar gaf hun niet hetgeen des lichaams nooddruft is--wat zou hun dit helpen?17 Alzo is ook het geloof, indien het de werken niet heeft, dood in zichzelf.18 Maar misschien mocht iemand zeggen: Gij hebt het geloof en ik heb de werken. Toon mij uw geloof zonder de werken, zo zal ik u uit mijne werken mijn geloof tonen.19 Gij gelooft, dat er een nig God is; gij doet wl daaraan: de duivelen geloven het ook, en zij sidderen.20 Maar wilt gij weten, o ijdel mens, dat het geloof zonder de werken dood is?21 Is Abraham, onze vader, niet door de werken gerechtvaardigd geworden, toen hij zijnen zoon Isak op het altaar offerde?22 Daar ziet gij, dat het geloof medegewerkt heeft met zijne werken, en door de werken is het geloof volkomen geworden.23 En de Schrift is vervuld, die zegt: "Abraham heeft God geloofd, en het is hem tot gerechtigheid gerekend", en hij is "een vriend Gods" genaamd geweest.24 Zo ziet gij nu, dat de mens door de werken gerechtvaardigd wordt, niet door het geloof alleen.25 Is desgelijks ook de hoer Rachab niet door de werken gerechtvaardigd geworden, toen zij de boden ontving en hen door een anden weg uitliet?26 Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, alzo is ook het geloof zonder de werken dood.