the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Jesaja 13
1 Dit is de last aangaande Babel, die Jesaja, de zoon van Amoz, heeft gezien.2 Plant ene banier op een hogen berg, roept vrijmoedig tot hen, zwaait met de hand, dat zij intrekken door de poorten der vorsten.3 Ik heb bevel gegeven aan mijne geheiligden, Ik heb mijne helden, die vrolijk waren om mijne hoogheid, geroepen tot mijnen toorn.4 Er is een gedruis op de bergen als van een groot volk, een gedruis van koninkrijken, van samenvergaderde volken: de Heer Zebath rust een heir uit tot den strijd;5 zij komen uit verre landen, van het einde des hemels, ja de Heer zelf en de werktuigen zijns toorns, om het gehele land te verderven.
6 Jammert overluid, want de dag des Heren is nabij; hij komt als ene verwoesting van den Almachtige.7 Daarom zullen alle handen slap zijn en aller mensen hart zal versmelten;8 verschrikking, angst en smarten zullen hen aangrijpen; het zal hun bang zijn als ener barende vrouw; de n zal den ander ontsteld aanzien, vuurrood zullen hunne aangezichten zijn.9 Zie, de dag des Heren komt, gruwelijk, toornig en vergramd, om het land te verwoesten, en de zondaars daaruit te verdelgen.10 De sterren des hemels en van zijnen Oron schijnen niet helder; de zon gaat duister op, en de maan schijnt donker.11 Ik wil den aardbodem bezoeken wegens zijne boosheid, en de goddelozen wegens hunne ondeugd, en wil aan den hoogmoed der trotsen een einde maken, en de hoovaardij der geweldigen vernederen;12 zodat een man duurder zal zijn dan fijn goud, en een mens meer waard dan goudstukken van Ofir.13 Daarom zal Ik den hemel bewegen, dat de aarde van hare plaats beven zal, door de gramschap des Heren Zebath, en door den dag zijns toorns.14 En zij zullen zijn als een verjaagde ree, en als ene kudde zonder herder, zodat ieder tot zijn volk naar huis keren en ieder naar zijn land vluchten zal.15 Wie zich daar laat vinden, die wordt doorstoken; en wie daarbij is, die zal door het zwaard vallen;16 ook zullen hunne kinderen voor hunne ogen verpletterd, hunne huizen geplunderd, en hunne vrouwen geschonden worden.17 Want zie, Ik wil de Medirs over hen verwekken, die geen zilver achten en geen goud begeren,18 maar die de jongelingen met de bogen doorschieten, en over de vruchten des lichaams zich niet ontfermen, noch de kinderen verschonen.
19 Alzo zal Babel, de luister der koninkrijken, de pracht en hoogmoed der Chalden, omgekeerd worden door God, gelijk Sodom en Gomorra;20 zodat men aldaar voortaan niet meer wonen, noch iemand aldaar blijven zal, immer of ooit; dat ook de Arabieren aldaar geen hutten zullen maken, noch de herders aldaar kooien zullen opslaan;21 maar wilde dieren der woestijnen zullen zich aldaar legeren, en hunne huizen zullen vol schrikkelijke gedierten zijn, en struisen zullen daar wonen, en veldgeesten zullen daar huppelen,22 en wilde honden in hunne paleizen zingen, en jakhalzen in de lustverblijven: haar tijd zal welhaast komen, en hare dagen zullen niet uitgesteld worden.