the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Hebreeën 5
1 Want elke hogepriester, die uit de mensen genomen wordt, wordt gesteld voor de mensen tegenover God, opdat hij gaven en offers voor de zonden offere;2 die medelijden kan hebben met degenen, die onwetend zijn en dwalen, overmits hij ook zelf omvangen is met zwakheid.3 Daarom moet hij, gelijk voor het volk, alzo ook voor zichzelven offeren voor de zonden.4 En niemand matigt zichzelven die eer aan, maar die geroepen is door God, gelijk ook Aron.5 Alzo heeft ook Christus zichzelven niet verheerlijkt om hogepriester te worden, maar die tot hem gezegd heeft: "Gij zijt mijn Zoon, heden heb ik u verwekt";6 gelijk Hij ook op ene andere plaats zegt: "Gij zijt een priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizdek".7 En hij heeft in de dagen zijns vleses gebeden en smeekingen met een sterk geroep en tranen geofferd aan dengene, die hem uit den dood kon uithelpen, en is ook verhoord, omdat hij God in ere hield.8 En hoewel hij Gods Zoon was, zo heeft hij nochtans uit hetgeen hij leed gehoorzaamheid geleerd;9 en volkomen geworden, is hij allen, die hem gehoorzaam zijn, ene oorzaak van eeuwige zaligheid geworden,
10 en is door God genoemd een hogepriester naar de ordening van Melchizdek.11 Daarvan hadden wij veel te zeggen wat moeilijk is uit te leggen, dewijl gij traag zijt om te horen.12 Want terwijl gij al voor lang behoordet meesters te zijn, hebt gij wederom nodig, dat men u de eerste beginselen der Goddelijke woorden lere, en dat men u melk geve en geen vaste spijs.13 Want wien men nog melk moet geven, die is onervaren in het woord der gerechtigheid, want hij is een jong kind;14 maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door de gewoonte geoefende zinnen hebben tot onderscheiding van goed en kwaad.