the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Genesis 8
1 Toen gedacht God aan Noach en aan al het gedierte en aan al het vee, dat met hem in de ark was, en liet een wind op de aarde komen, en de wateren vielen;2 en de fonteinen der diepte alsmede de vensters des hemels werden gesloten, en de regen van den hemel werd gekeerd;3 en de wateren verliepen van de aarde hoe langer hoe meer, en namen af na honderd en vijftig dagen.
4 Op den zeventienden dag der zevende maand daalde de ark neder op het gebergte Ararat.5 De wateren nu verliepen gestadig en namen af tot de tiende maand; op den eersten dag der tiende maand werden de toppen der bergen gezien.
6 Na veertig dagen opende Noach het venster van de ark, hetwelk hij gemaakt had,7 en liet ene raaf uitvliegen, die gedurig heen en weder vloog, totdat de wateren verdroogden op de aarde.8 Daarna liet hij ene duif van zich uitvliegen, om te zien of de wateren gevallen waren op de aarde.9 Maar toen de duif niet vond waar haar voet rusten kon, kwam zij weder tot hem in de ark; want de wateren waren nog op den gehelen aardbodem. Toen stak hij de hand uit, en nam ze tot zich in de ark.10 En hij verbeidde nog zeven dagen, en liet de duif nog eens uitvliegen uit de ark;11 die kwam tot hem omtrent den avond, en zie, zij had een olijfblad afgebroken, en droeg het in haren bek; toen merkte Noach, dat de wateren gevallen waren op de aarde.12 En hij wachtte nog zeven dagen, en liet de duif uitvliegen; die kwam niet weder tot hem.
13 In het zeshonderd en eerste jaar van Noachs ouderdom, op den eersten dag der eerste maand, verdroogden de wateren op de aarde; toen deed Noach het dak van de ark af, en zag dat de aardbodem droog was.14 Alzo werd de aarde geheel droog op den zeven en twintigsten dag der tweede maand.
15 Toen sprak God tot Noach, zeggende:16 Ga uit de ark, gij en uwe huisvrouw, uwe zonen en de vrouwen uwer zonen met u.17 Allerlei gedierte, dat bij u is, van allerlei vlees, vogels, vee en allerlei gewormte, dat op de aarde kruipt, ga uit met u; en dat zij overvloedig voorttelen op de aarde, en vruchtbaar zijn en zich vermenigvuldigen op de aarde.18 Alzo ging Noach uit met zijne zonen en met zijn huisvrouw en de vrouwen zijner zonen;19 alsmede allerlei gedierte, allerlei gewormte, allerlei vogels, en al wat op de aarde kruipt, ging uit de ark, elk tot zijnsgelijken.
20 En Noach bouwde den Heer een altaar en nam van allerlei rein vee en van allerlei rein gevogelte, en offerde brandoffers op dat altaar.21 En de Heer rook den liefelijken reuk, en sprak in zijn hart: Ik zal voortaan niet meer de aarde vervloeken om des mensen wil, want het dichten van des mensen hart is boos van de jeugd af; en Ik zal voortaan niet meer slaan al wat leeft, gelijk Ik gedaan heb.22 Zolang de aarde staat, zal niet ophouden zaaiing en oogst, vorst en hitte, zomer en winter, dag en nacht.