the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Genesis 3
1 En de slang was listiger dan alle dieren des velds, welke God de Heer gemaakt had, en sprak tot de vrouw: Zou God wel gezegd hebben: Gij zult niet eten van allerlei bomen in den hof?2 Toen sprak de vrouw tot de slang: Wij eten van de vruchten der bomen in den hof;3 maar van de vruchten des booms in het midden van den hof heeft God gezegd: Eet daar niet van, en raakt ze ook niet aan, opdat gij niet sterft.4 Toen sprak de slang tot de vrouw: Gij zult geenszins den dood sterven;5 maar God weet, dat op welken dag gij daarvan eet, uwe ogen zullen geopend worden, en gij zijn zult als God, en weten wat goed en kwaad is.
6 En de vrouw zag, dat de boom goed was om daarvan te eten, en liefelijk om aan te zien; dat het een aangename boom was, dewijl hij verstandig maakte: en zij nam van de vrucht en at, en gaf haren man ook daarvan, en hij at.7 Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar, dat zij naakt waren, en vlochten vijgebladeren te zamen en maakten zich schorten.8 En zij hoorden de stem van God den Heer, gaande in den hof, toen de dag koel geworden was; en Adam verborg zich met zijne vrouw voor het aangezicht van God den Heer, onder de bomen in den hof.
9 En God de Heer riep Adam, en sprak tot hem: Waar zijt gij?10 En hij sprak: Ik hoorde uwe stem in den hof en vreesde, want ik ben naakt; daarom verborg ik mij.
11 En Hij sprak: Wie heeft u gezegd, dat gij naakt zijt? Hebt gij niet gegeten van dien boom, van welken Ik u gebood, dat gij daarvan niet eten zoudt?12 Toen sprak Adam: De vrouw, welke Gij mij toegevoegd hebt, gaf mij van den boom en ik at.13 Toen sprak God de Heer tot de vrouw: Waarom hebt gij dat gedaan? De vrouw sprak: De slang bedroog mij, zodat ik at.
14 Toen sprak God de Heer tot de slang: Dewijl gij dat gedaan hebt, zo zijt gij vervloekt boven al het vee en boven alle dieren des velds: op uwen buik zult gij gaan en stof eten al de dagen uws levens.15 En Ik zal vijandschap stellen tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad: dat zal u den kop vertreden, en gij zult het in de verzenen steken.
16 En tot de vrouw sprak Hij: Ik zal u vele smarten toezenden, wanneer gij zwanger wordt; gij zult met smart kinderen baren, en uw wil zal uwen man onderworpen zijn, en hij zal uw heer zijn.
17 En tot Adam sprak hij: Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem van uwe vrouw, en hebt gegeten van dien boom, van welken Ik u gebood, zeggende: Gij zult daarvan niet eten, --vervloekt zij de akker om uwentwil; met kommer zult gij u daarop voeden al de dagen uws levens;18 doornen en distels zal hij u dragen, en gij zult het kruid des velds eten;19 in het zweet uws aangezichts zult gij uw brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, waarvan gij genomen zijt; want gij zijt stof en zult tot stof wederkeren.
20 En Adam noemde zijne vrouw Eva, omdat zij de moeder aller levenden is.
21 En God de Heer maakte voor Adam en zijne vrouw rokken van vellen, en bekleedde hen er mede.
22 En God de Heer sprak: Zie, Adam is geworden als onzer n, en weet wat goed en kwaad is: nu dan, dat hij zijne hand niet uitstrekke en neme ook van den boom des levens, en ete, en leve eeuwiglijk!23 Zo zond God de Heer hem uit den hof Eden om den aardbodem te bouwen, waarvan hij genomen was.24 En Hij dreef Adam uit, en stelde de cherubim Vr den hof Eden met een vlammend zwaard, om te bewaren den weg tot den boom des levens.