Lectionary Calendar
Monday, November 25th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Ezra 2

1 Dit nu zijn de kinderen van dit landschap, die optrokken uit de gevangenschap, die Nebukadnezar, de koning van Babel, had weggevoerd naar Babel, en die weder naar Jeruzalem en in Juda kwamen, elk in zijne stad;2 welke kwamen met Zerubbabel, Jesa, Nehemia, Seraja, Relaja, Mordechai, Bilsan, Mispar, Bigvai, Rehum en Bana. Dit nu is het getal der mannen van het volk Israls:3 de kinderen van Paros twee duizend honderd twee en zeventig;4 de kinderen van Sefatja driehonderd twee en zeventig;5 de kinderen van Arah zevenhonderd vijf en zeventig;6 de kinderen van Pahath-Moab, onder de kinderen van Jesa, Joab, twee duizend achthonderd en twaalf;7 de kinderen van Elam duizend tweehonderd vier en vijftig;8 de kinderen van Zattu negenhonderd vijf en veertig;9 de kinderen van Zakkai zevenhonderd en zestig;10 de kinderen van Bani zeshonderd twee en veertig;11 de kinderen van Bebai zeshonderd drie en twintig;12 de kinderen van Azgad duizend tweehonderd twee en twintig;13 de kinderen van Adonikam zeshonderd zes en zestig;14 de kinderen van Bigvai twee duizend zes en vijftig;15 de kinderen van Adin vier honderd vier en vijftig;16 de kinderen van Ater, van Hizka, acht en negentig;17 de kinderen van Bezai driehonderd drie en twintig;18 de kinderen van Jora honderd en twaalf;19 de kinderen van Hasum tweehonderd drie en twintig;20 de kinderen van Gibbar vijf en negentig;21 de kinderen van Bethlehem honderd drie en twintig;22 de mannen van Netofa zes en vijftig;23 de mannen van Anathoth honderd acht en twintig;24 de kinderen van Azmveth twee en veertig;25 de kinderen van Kirjath-Arim, Kefira en Beroth zevenhonderd drie en veertig;26 de kinderen van Rama en Geba zeshonderd een en twintig;27 de mannen van Michmas honderd twee en twintig;28 de mannen van Beth-El en Ai tweehonderd drie en twintig;29 de kinderen van Nebo twee en vijftig;30 de kinderen van Magbis honderd zes en vijftig;31 de kinderen van den anderen Elam duizend tweehonderd vier en vijftig;32 de kinderen van Harim driehonderd en twintig;33 de kinderen van Lod, Hadid en Ono, zevenhonderd vijf en twintig;34 de kinderen van Jericho driehonderd vijf en veertig;35 de kinderen van Sena drie duizend zeshonderd en dertig.

36 De priesters: de kinderen van Jedaja, uit het huis van Jesa, negenhonderd drie en zeventig;37 de kinderen van Immer duizend twee en vijftig;38 de kinderen van Pashur duizend twee honderd zeven en veertig;39 de kinderen van Harim duizend en zeventien.40 De Levieten: de kinderen van Jesua, en Kadmil, van de kinderen van Hodaja, vier en zeventig.41 De zangers: de kinderen van Asaf honderd acht en twintig.42 De kinderen der deurwachters: de kinderen van Sallum, de kinderen van Ater, de kinderen van Talmon, de kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita en de kinderen van Sobai; allen tezamen honderd negen en dertig.43 De Nethinim: de kinderen van Ziha, de kinderen van Hasufa, de kinderen van Tabbaoth,44 de kinderen van Keros, de kinderen van Siaha, de kinderen van Padon;45 de kinderen van Lebana, de kinderen van Hagaba, de kinderen van Akkub,46 de kinderen van Hagab, de kinderen van Samlai, de kinderen van Hanan,47 de kinderen van Giddel, de kinderen van Gahar, de kinderen van Reaja,48 de kinderen van Rezin, de kinderen van Nekoda, de kinderen van Gazzam,49 de kinderen van Uzza, de kinderen van Pasah, de kinderen van Besai,50 de kinderen van Asna, de kinderen van Menim, de kinderen van Nefusim,51 de kinderen van Bakbuk, de kinderen van Hakufa, de kinderen van Harhur,52 de kinderen van Bazluth, de kinderen van Mehida, de kinderen van Harsa,53 de kinderen van Barkos, de kinderen van Sisera, de kinderen van Tmah,54 de kinderen van Nezah, de kinderen van Hatifa.55 De kinderen der knechten van Salomo: de kinderen van Sota, de kinderen van Sofreth, de kinderen van Peruda,56 de kinderen van Jala, de kinderen van Darkon, de kinderen van Giddel,57 de kinderen van Sefatja, de kinderen van Hattil, de kinderen van Pochreth-Hazzebam, de kinderen van Ami.58 Alle Nethinim en de kinderen der knechten van Salomo waren drie honderd twee en negentig.59 En dezen trokken ook op uit Telmlah, Telharsa, Kerub, Addan en Immer; maar zij konden hunne familie niet aanwijzen, noch hun geslacht, of zij uit Isral waren:60 de kinderen van Delaja, de kinderen van Toba, de kinderen van Nekoda, zeshonderd twee en vijftig;61 en van de kinderen der priesters: de kinderen van Habaia, de kinderen van Koz, de kinderen van Barzilla, die uit de dochters van Barzilla, den Gileadiet, ene vrouw genomen had, en naar hunnen naam genoemd werd.62 Dezen zochten naar hun geslachtsregister en vonden het niet, daarom werden zij van het priesterambt verstoken;63 en de landvoogd zeide tot hen, dat zij niet eten zouden van het allerheiligste, totdat er een priester stond met het Licht en Recht.

64 De gehele gemeente te zamen was twee en veertig duizend driehonderd en zestig;65 behalve hunne knechten en dienstmaagden, dezen waren zeven duizend driehonderd zeven en dertig; en zij hadden tweehonderd zangers en zangeressen,66 zevenhonderd zes en dertig paarden, tweehonderd vijf en veertig muilezels,67 vierhonderd vijf en dertig kamelen, en zes duizend zevenhonderd en twintig ezels.68 En sommigen van de familiehoofden, toen zij kwamen tot het huis des Heren te Jeruzalem, gaven vrijwillig voor het huis Gods, om het op te richten op zijne plaats;69 en zij gaven naar hun vermogen voor den schat van het werk, een en zestig duizend goudstukken, en vijf duizend pond zilver, en honderd priestergewaden.70 Alzo zetten zich de priesters en de Levieten, en sommigen van het volk, en de zangers en de deurwachters en de Nethinim in hunne steden, en geheel Isral in zijne steden.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile