Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Ezra 10

1 En toen Ezra alzo bad en schuldbekentenis deed en wenende voor het huis Gods lag, vergaderde zich tot hem uit Isral ene zeer grote gemeente van mannen, vrouwen en kinderen; want het volk weende zeer.2 En Sechanja, de zoon van Jehil, uit de kinderen van Elam, antwoordde en zeide tot Ezra: Welaan, wij hebben ons aan onzen God vergrepen, dat wij vreemde vrouwen van de volken dezes lands genomen hebben; nu, er is nog hoop voor Isral te dezen aanzien.3 Zo laat ons nu een verbond maken met onzen God, dat wij alle vrouwen en die van haar geboren zijn wegdoen, naar den raad des Heren en dergenen, die de geboden onzes Gods vrezen, opdat men doe naar de wet.4 Zo maak u op, want dit betaamt u, en wij willen met u zijn: grijp moed en doe het.5 Toen stond Ezra op, en nam een eed van de oppersten der priesters en der Levieten en van geheel Isral, dat zij naar dit woord zouden doen; en zij zwoeren het.

6 En Ezra stond op van voor het huis Gods, en ging in de zaal van Johanan, den zoon van Eljasib; en toen hij aldaar kwam, at hij geen brood en dronk geen water; want hij droeg rouw over het misdrijf dergenen, die gevangen waren geweest.7 En zij lieten aankondigen door Juda en Jeruzalem, aan alle kinderen der gevangenschap, dat zij zich te Jeruzalem vergaderen zouden;8 en wie niet kwam in drie dagen, naar den raad der oversten en oudsten, diens gehele have zou verbannen zijn, en hij zelf zou afgezonderd zijn van de gemeente der gevangenen.9 Toen vergaderden zich al de mannen van Juda en Benjamin te Jeruzalem in drie dagen, dat is, op den twintigsten dag der negende maand; en al het volk zat op straat voor het huis Gods, en sidderde om die zaak en vanwege den stortregen.10 En Ezra, de priester, stond op en sprak tot hen: Gijlieden hebt u vergrepen, dat gij vreemde vrouwen genomen hebt, om de schuld van Isral nog groter te maken.11 Zo doet nu schuldbekentenis aan den Heer, den God uwer vaderen, en doet zijn welbehagen, en scheidt u af van de volken dezes lands en van de vreemde vrouwen.12 Toen antwoordde de gehele gemeente en sprak met ene luide stem: Het geschiede zoals gij tot ons gezegd hebt.13 Doch het volk is veel, en het is regenachtig weder, en men kan hierbuiten niet staan; ook is het geen werk van een of twee dagen, want wij zijn velen, die in deze zaak overtreden hebben.14 Laat ons oversten in de gehele gemeente aanstellen, opdat allen, die in onze steden vreemde vrouwen genomen hebben, op bestemde tijden komen, alsmede de oudsten van elke stad en hare rechters; totdat van ons afgewend worde de toorn onzes Gods over deze zaak.

15 Maar Jonathan, de zoon van Asal, en Jahzeja, de zoon van Tikva, stelden zich tegen deze zaak; en Mesullam en Sabbethai, de Levieten, hielpen hen.16 En de kinderen der gevangenschap deden alzo; en de priester Ezra en de voornaamste familiehoofden, allen met name genoemd, scheidden zich af en zetten zich op den eersten dag der tiende maand om deze zaak te onderzoeken.17 En zij volbrachten het aan alle mannen, die vreemde vrouwen hadden, op den eersten dag der eerste maand.18 En er werden gevonden onder de zonen der priesters, die vreemde vrouwen genomen hadden, namelijk onder de zonen van Jesa, den zoon van Jozadak, en zijne broeders, Maseja, Elizer, Jarib en Gedalja;19 en zij gaven hunne hand daarop, dat zij die vrouwen zouden doen uitgaan, en tot hun schuldoffer een ram geven voor hunne schuld;20 onder de zonen van Immer: Hannani en Zebadja;21 onder de zonen van Harim: Maseja, Ela, Semaja, Jehil en Uzza;22 onder de zonen van Pashur: Ejlonai, Maseja, Ismal, Nathanel, Jozabad en Elasa.23 Onder de Levieten: Jozabad, Sime en Kelaja (dat is Kelita), Pethahja, Juda en Elizer.24 Onder de zangers: Eljasib. Onder de deurwachters: Sallum, Telem en Uri.25 Voorts uit Isral, onder de zonen van Paros: Ramja, jizzia, Malkia, Miamim, Elezar, Malkia en Benaja;26 onder de zonen van Elam: Mattanja, Zecharja, Jehil, Abdi, Jeremoth en Ela27 onder de zonen van Zattu: Eljonai, Eljasib, Mattanja, Jeremoth, Zabad en Aziza;28 onder de zonen van Bebai: Johanan, Hananja, Zabbai en Athlai;29 onder de zonen van Bani: Mesullam, Malluch, Adaja, Jasub, Seal en Jeramoth;30 onder de zonen van Pahath-Moab: Adna, Kelal, Benaja, Maseja, Mattanja, Bezalel, Binnu en Manasse;31 onder de zonen van Harim: Elizer, Jissa, Malka, Semaja, Simeon,32 Benjamin, Malluch en Semarja;33 onder de zonen van Hasum: Mattenai, Mattatta, Zabad, Eliflet, Jeremai, Manasse en Sime;34 onder de zonen van Bani: Madai, Amram, Uel;35 Benaja, Bedeja, Keluhi,36 Vanja, Meremoth, Eljasib,37 Mattanja, Mattenai, Jasai,38 Bani, Binnu, Sime,39 Selemja, Natham, Adaja,40 Machnadbai, Sasai, Sarai,41 Azarel, Selemja, Semarja,42 Sallum, Amarja en Jozef;43 onder de zonen van Nebo: Jel, Mattihja, Zabad, Zebina, Jaddai, Jol en Benaja.44 Deze allen hadden vreemde vrouwen genomen; en onder deze vrouwen waren enigen, die kinderen gedragen hadden.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile