the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Ezechiël 46
1 Dus spreekt de Heere Heere: De poort van het binnenste voorhof Oostwaarts zal op de zes werkdagen gesloten zijn, maar op den sabbatdag en op den dag der nieuwemaan zal men ze opendoen.2 En de vorst zal van buiten onder het voorhuis der poort treden en buiten bij de posten der poort blijven staan; en de priesters zullen zijn brandoffer en zijn dankoffer offeren en hij zal aanbidden op den drempel der poort en daarna weder uitgaan; doch de poort zal open blijven tot den avond.3 Desgelijks zal het volk des lands aanbidden voor de deur dier poort voor den Heer op de sabbatten en nieuwemaan feesten.4 En het brandoffer, hetwelk de vorst voor den Heer zal offeren op den sabbatdag, zal zijn zes lammeren, die zonder gebrek zijn, en een ram zonder gebrek;5 en telkens een efa tot een spijsoffer bij elken ram, maar bij de lammeren zoveel zijne hand vermag tot een spijsoffer; en telkens een hin olie bij iedere efa.6 En op den dag der nieuwemaan zal hij een jongen var offeren, die zonder gebrek is, en zes lammeren en een ram, ook zonder gebrek;7 en telkens een efa bij een var en een efa bij een ram tot een spijsoffer, maar bij de lammeren zoveel zijne hand vermag; en telkens een hin olie bij iedere efa.8 En als de vorst ingaat, zal hij door het voorhuis der poort ingaan en langs denzelfden weg weder uitgaan.9 Maar het volk des lands, dat voor den Heer verschijnt op de hoogtijden, en door de poort tegen het Noorden ingaat om te aanbidden, dat zal door de Zuiderpoort weder uitgaan; en wie door de Zuiderpoort ingaan, zullen de Noorderpoort weder uitgaan; en zij zullen niet weder de poort uitgaan, door welke zij ingegaan zijn, maar door de tegenovergestelde uitgaan.10 De vorst zal met hen tegelijk in gaan en uitgaan.11 En op de feestdagen en hoogtijden zal men tot een spijsoffer telkens bij een var een efa en telkens bij een ram een efa offeren en bij de lammeren zoveel zijne hand vermag; en telkens een hin olie bij iedere efa.12 En als de vorst een vrijwillig brandoffer of dankoffer den Heer wil offeren, dan zal men hem de poort Oostwaarts opendoen, opdat hij zijn brandoffer en dankoffer offere, zoals hij anders op den sabbat pleegt te offeren; en als hij weder uitgaat, zal men de poort achter hem sluiten.13 En hij zal den Heer dagelijks een brandoffer offeren, een eenjarig lam zonder gebrek; dit zal hij elken morgen offeren.14 En hij zal elken morgen daarbij doen het zesdedeel van een efa tot een spijsoffer en een derdedeel van een hin olie om de meelbloem te bedruipen, den Heer tot een spijsoffer; dit zal ene eeuwige wet zijn van het dagelijks offer.15 En alzo zullen zij het lam met het spijsoffer en de olie elken morgen offeren tot een dagelijks brandoffer.
16 Dus spreekt de Heere Heere: Indien de vorst aan een zijner zonen een geschenk van zijn erfdeel geeft, dat zal voor zijne zonen blijven, zij zullen het erfelijk bezitten.17 Maar wanneer hij van zijn erfdeel iets schenkt aan een zijner knechten, zo zullen zij dat bezitten tot het vrijjaar toe; en alsdan zal het tot den vorst wederkeren, want zijn deel zal alleen op zijne zonen komen.18 Ook zal de vorst het volk niets ontnemen van hun erfdeel, noch hen uit hunne eigene goederen verstoten, maar zal zijn eigen goed en erfdeel door zijne kinderen laten erven; opdat mijn volk niet meer verstrooid worde, elk uit zijne vaste bezitting.
19 En hij voerde mij onder den ingang aan de zijde van de poort tegen het Noorden, tot de kamers van het heiligdom, die den priesters toebehoorden, en zie, daar was ene plaats in een hoek naar het Westen toe.20 En hij sprak tot mij: Dit is de plaats, waar de priesters het schuldoffer en het zondoffer koken en het spijsoffer bakken zullen; opdat zij het niet in het buitenste voorhof behoeven te dragen, om het volk te heiligen.21 Daarna voerde hij mij uit in het buitenste voorhof en beval mij in de vier hoeken des voorhofs te gaan; en zie,22 in elk der vier hoeken was een ander voorhofje om te wieroken, veertig el lang en dertig el breed, alle vier van nerlei maat.23 En er ging een muur rondom alle vier; ook waren er haardsteden rondom gemaakt, beneden aan de muren.24 En hij sprak tot mij: Dit zijn de keukens, in welke de dienaars van het huis zullen koken wat het volk offert.