the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Ezechiël 43
1 En hij voerde mij naar de poort tegen het Oosten.2 En zie, de heerlijkheid van den God Israls kwam van het Oosten en zij bruiste gelijk een groot water bruist, en het werd zeer licht op de aarde van zijne heerlijkheid;3 en het was evenals het gezicht, dat ik gezien had, toen ik kwam, dat de stad zou verdelgd worden en evenals het gezicht, dat ik gezien had aan de rivier Kebar. Toen viel ik neder op mijn aangezicht.4 En de heerlijkheid des Heren kwam in het huis door de poort tegen het Oosten.5 Toen nam een wind mij op en bracht mij in het binnenste voorhof en zie, de heerlijkheid des Heren vervulde het huis.6 En ik hoorde met mij spreken uit het huis, terwijl de man nevens mij stond;
7 en Hij sprak tot mij: Gij mensenkind, dit is de plaats mijns troons en de plaats mijner voetzolen, in welke Ik eeuwiglijk zal wonen onder de kinderen Israls; en het huis Israls zal niet meer mijnen heiligen naam verontreinigen, noch zij, noch hunne koningen, door hunne hoererij en door de dode lichamen hunner koningen op hunne hoogten;8 die hunne drempels aan mijne drempels en hunne posten aan mijne posten gezet hebben, dat er slechts een muur tussen Mij en hen was; en alzo mijnen heiligen naam verontreinigd hebben door de gruwelen, die zij bedreven; daarom heb Ik hen ook in mijnen toorn verteerd.9 Maar nu zullen zij hunne hoererij en de dode lichamen hunner koningen verre van mij wegdoen en Ik wil eeuwiglijk onder hen wonen.10 En gij, mensenkind, wijs het huis van Isral den tempel aan, opdat zij zich schamen over hunne misdaad; en laat hen een model daarvan afmeten.11 En als zij zich nu schamen wegens al hetgeen zij gedaan hebben, zo vertoon hun de gedaante en het model van het huis en zijne uitgangen en ingangen en al zijne gedaanten en inrichtingen, ja al zijne gedaanten en voorschriften; en schrijf het hun voor, opdat zij al zijne gedaanten en voorschriften in acht nemen en zich daarnaar richten.12 Dit zal de wet van het huis zijn: op de hoogte van den berg, zover het dien beslaat, zal een allerheiligste zijn, dit is de wet aangaande het huis.
13 En dit is de maat van het altaar, naar de el, welke een handbreed langer is dan een gewone el: zijn voet is een el hoog en een el breed; en zijn opstaande rand is n span breed rondom.14 En dit is zijne hoogte van den voet op den grond af tot aan het onderste afzetsel, twee el hoog en n el breed; en van het kleinste afzetsel tot aan het grootste afzetsel, vier el hoog en n el breed;15 en de Harl vier el hoog; en van den Aril opwaarts zijn de vier hoornen.16 De Aril nu was twaalf el lang en twaalf el breed in het vierkant.17 En het bovenste afzetsel was veertien el lang en veertien el breed in het vierkant; en een rand ging er overal rondom, een halve el breed; en zijn voet was een el hoog; en zijne trappen waren naar het Oosten toe.18 En Hij sprak tot mij: Gij mensenkind, dus spreekt de Heere Heere: Dit zullen de rechten des altaars zijn, ten dage als hij gemaakt zal zijn om er brandoffers op te leggen en bloed op te sprengen.19 En aan de priesters van Levi, uit het zaad van Zadok, die voor Mij verschijnen om Mij te dienen, spreekt de Heere Heere, zult gij een jongen var geven tot een zondoffer;20 en van zijn bloed zult gij nemen en zijne vier hoornen en de vier hoeken van het bovenste afzetsel en de lijsten rondom daarmede besprengen; zo zult gij hem ontzondigen en verzoenen.21 En gij zult den var des zondoffers nemen en hem verbranden aan ene plaats van het huis, die daartoe bestemd is buiten het heiligdom.22 En op den tweeden dag zult gij een geitebok offeren, die zonder gebrek is, tot een zondoffer; en zij zullen het altaar daarmede ontzondigen, gelijk hij met den var ontzondigd is.23 En als het ontzondigen volbracht zal zijn, zult gij een jongen var offeren, die zonder gebrek is, en een ram van de kudde zonder gebrek,24 en zult ze beide voor den Heer offeren en de priesters zullen er zout op strooien en zullen ze alzo offeren, den Heer tot een brandoffer.25 Alzo zult gij zeven dagen na elkander dagelijks een bok tot een zondoffer offeren; en zij zullen een jongen var en een ram van de kudde, die beide zonder gebrek zijn, offeren.26 Alzo zal men zeven dagen lang het altaar verzoenen en het reinigen en zijne handen vullen.27 En na deze dagen zullen de priesters, op den achtsten dag en voortaan, op het altaar uwe brandoffers en uwe dankoffers offeren; zo zal Ik u genadig zijn, spreekt de Heere Heere.