the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Ezechiël 40
1 In het vijfentwintigste jaar van onze gevangenschap, in het begin des jaars op den tienden dag der maand, dat is het veertiende jaar, nadat de stad vernield was, juist op dien dag kwam de hand des Heren op mij, en voerde mij derwaarts,2 door goddelijke gezichten, in het land van Isral en stelde mij op een zeer hogen berg; daarop was als ene gebouwde stad tegen het Zuiden.3 En toen Hij mij daarheen gebracht had, zie, toen was er een man, wiens gedaante was als koper, die had een linnen snoer en ene meetroede in zijne hand; en hij stond onder de poort. En4 Hij sprak tot mij: Gij mensenkind, zie en hoor naarstig toe en let nauwkeurig op alles wat Ik u zal tonen; want daarom zijt gij herwaarts gebracht, opdat Ik u dit zou tonen, en gij dit alles, wat gij hier ziet, zoudt verkondigen aan het huis van Isral.
5 En zie, er ging een muur buiten het huis rondom en de man had de meetroede in de hand, die was zes el lang, elke el was een handbreed langer dan een gewone el; en hij mat het gebouw in de breedte n roede en in de hoogte ook n roede.6 En hij kwam tot de poort, die tegen het Oosten lag, en klom bij hare trappen op en mat den drempel der poort, namelijk dien enen drempel n roede;7 en de vertrekken, die aan beide zijden van de poort waren, mat hij ook, naar de lengte n roede en naar de breedte n roede, en de plaats tussen de vertrekken was vijf el breed; en hij mat ook den drempel van de poort, nevens het voorhuis van binnen, n roede.8 En hij mat het voorhuis der poort van binnen n roede.9 En hij mat het voorhuis der poort acht el en zijne zuilen twee el en het voorhuis der poort van binnen.10 En de vertrekken waren aan elke zijde drie aan de poort tegen het Oosten, het ne zo wijd als het andere; en aan beide zijden stonden zuilen, die waren even groot.11 Daarna mat hij de wijdte van de deur der poort tien el en de lengte der poort dertien el.12 En Vraan de vertrekken was ene plaats aan beide zijden, elk van n el; maar de vertrekken waren elk van zes el aan beide zijden.13 Ook mat hij de poort, van het ene vertrek tot aan het dak van het andere vertrek vijfentwintig el breed; en de ene deur stond tegenover de andere.14 Ook maakte hij een zuilengang van zestig el en bij de zuilen was het voorhof rondom de poort;15 en tot aan het voorhuis der binnenste poort, waardoor men ingaat, waren vijftig el.16 En er waren enge venstertjes aan de vertrekken en zuilen binnenwaarts rondom de poort; en Z waren er ook vensters van binnen rondom de voorhuizen en rondom de zuilen was palm lofwerk.17 En hij voerde mij verder naar het buitenste voorhof en zie, daar waren kamers en een plaveisel gemaakt rondom het voorhof; en dertig kamers waren er op het plaveisel.18 En het plaveisel was aan den zijwand der poorten zolang als de poorten waren, namelijk het benedenplaveisel.19 En hij mat de breedte van de benedenpoort tot voor het binnenste voorhof, van buiten, honderd el, zo Oostwaarts als Noordwaarts.20 Alzo mat hij ook de poort, die tegen het Noorden stond, aan het buitenste voorhof, naar de lengte en breedte;21 die had ook aan elke zijde drie vertrekken en had ook hare zuilen en voorhuizen juist zo groot als aan de eerste poort: vijftig el de lengte en vijfentwintig el de breedte.22 En zij had ook hare vensters en hare voorhuizen en hare palm-lofwerken zoals de poort tegen het Oosten, en had zeven trappen, welke men opging en had Daarvr hare voorhuizen.23 En de poort van het binnenste voorhof was tegenover de poort, die naar het Noorden en Oosten stond, en hij mat honderd el van de ene poort tot de andere.24 Daarna voerde hij mij tegen het Zuiden en zie, daar was ook ene poort tegen het Zuiden; en hij mat hare zuilen en voorhuizen, zoals de andere25 die had ook vensters en voorhuizen rondom, zoals de vorige vensters: vijftig el lang en vijfentwintig el breed.26 En er waren ook zeven trappen naarboven toe en een voorhuis Daarvr en palmlofwerk aan hare zuilen op elke zijde.
27 En hij mat ook de poort van het binnenste voorhof naar het Zuiden toe, honderd el van de ene Zuiderpoort tot de andere.28 En hij voerde mij verder door de Zuiderpoort in het binnenste voorhof en mat de Zuiderpoort juist zo groot als de andere;29 ook hare vertrekken, zuilen en voorhuizen; en met de vensters en voorhuizen daaraan rondom, juist zo groot als de eerste, vijftig el lang en vijfentwintig el breed.30 En er ging een voorhuis rondom, vijfentwintig el lang en vijf el breed;31 het was vooraan tegen het buitenste voorhof en had ook palmlofwerk op de zuilen en er waren acht trappen om op te gaan.32 Daarna voerde hij mij naar de binnenste poort tegen het Oosten en hij mat haar, juist zo groot als de andere;33 en hare vertrekken, zuilen en voorhuizen, en hare vensters en voorhuizen rondom, juist zo groot als de andere, vijftig el lang en vijfentwintig el breed.34 En zij had ook een voorhuis tegen het buitenste voorhof en palm-lofwerk op de zuilen aan beide zijden en acht trappen opwaarts.35 Daarna voerde hij mij naar de poort tegen het Noorden, die mat hij juist zo groot als de andere;36 en hare vertrekken, zuilen en voorhuizen en hare vensters en voorhuizen rondom, vijftig el lang en vijfentwintig el breed.37 En zij had ook een voorhuis tegen het buitenste voorhof en palm lofwerk op de zuilen aan beide zijden en acht trappen opwaarts.38 En beneden aan de zuilen van elke poort was ene kamer met ene deur, in welke men het brandoffer wies.
39 En in het voorhuis, voor de poort, stonden aan elke zijde twee tafels om daarop de brandoffers, zondoffers en schuldoffers te slachten.40 En van buiten, aan de zijde, waar men opgaat naar de Noorderpoort, stonden k twee tafels, en aan de andere zijde, onder het voorhuis der poort, k twee tafels.41 Alzo stonden aan elke zijde voor de poort vier tafels, dat zijn acht tafels te zamen, op welke men slachtte.42 En de vier tafels, voor het brandoffer gemaakt, waren gehouwen stenen, elk anderhalve el lang en breed en n el hoog, waarop men allerlei gereedschap legde, waarmede men het brandoffer en het slachtoffer slachtte.43 En er waren lijsten rondom binnenwaarts gebogen, een handbreed hoog, en op de tafels moest men het offervlees leggen.44 En buiten, voor de binnenste poort, waren kamers in het binnenste voorhof; de ene, aan de zijde nevens de Noorderpoort, zag naar het Zuiden toe; de andere, aan de zijde tegen het Oosten, zag naar het Noorden toe.45 En hij sprak tot mij: Deze kamer tegen het Zuiden behoort aan de priesters, die in het huis dienen;46 maar de kamer tegen het Noorden behoort aan de priesters, die het altaar bedienen, dit zijn de zonen van Zadok, die alln uit de kinderen van Levi tot den Heer naderen om hem te dienen.47 En hij mat de plaats van het huis, honderd el lang en honderd el breed in het vierkant; en het altaar stond recht voor het huis.48 En hij voerde mij in het voorportaal des huizes en mat de zuilen van het voorhuis, vijf el aan elke zijde, en de poort drie el wijd aan elke zijde;49 het voorhuis was twintig el lang en elf el wijd en het had trappen, welke men opging, en pilaren stonden beneden aan de zuilen, aan elke zijde n.