the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Exodus 34
1 En de Heer sprak tot Mozes: Houw twee stenen tafelen, gelijk de eerste waren, opdat Ik daarop schrijve de woorden, welke op de eerste tafelen waren, welke gij gebroken hebt.2 En wees morgen vroeg bereid, dat gij op den berg Sina klimt, en aldaar tot Mij treedt op den top van den berg.3 En laat niemand met u opklimmen; dat er ook niemand gezien worde rondom den gehelen berg, en laat ook geen schaap of rundvee weiden tegenover dezen berg.4 En Mozes hieuw twee stenen tafelen, gelijk de eerste geweest waren, en stond des morgens vroeg op en klom op den berg Sina, gelijk de Heer hem geboden had, en nam de twee stenen tafelen in zijne hand.
5 Toen kwam de Heer neder in ene wolk, en trad aldaar bij hem, en riep uit den naam des Heren.6 En toen de Heer voor zijn aangezicht voorbijging riep hij: Heere, Heere God, barmhartig en genadig, lankmoedig en van grote genade en trouw;7 Gij, die genade bewijst aan duizenden, en vergeeft misdaad, overtreding en zonde, en voor wien niemand onschuldig is; Gij, die de misdaad der vaderen zoekt aan de kinderen en kindskinderen, tot in het derde en vierde geslacht!8 En Mozes boog zich haastig ter aarde en aanbad Hem,9 en hij sprak: Heer, heb ik genade gevonden voor uwe ogen, zo ga de Heer met ons, want dit is een hardnekkig volk. Vergeef ons onze misdaad en zonde, en laat ons uw erfdeel zijn.
10 En Hij sprak: Zie, Ik zal een verbond maken voor al uw volk, en zal wonderen doen, hoedanige niet geschied zijn in alle landen en onder alle volken; en al dit volk, onder hetwelk gij zijt, zal het werk des Heren zien; want wonderbaar zal het zijn, hetgeen Ik bij u doen zal.11 Onderhoud hetgeen Ik u heden gebied: zie, Ik zal voor u uitdrijven de Amorieten, Kananieten, Hethieten, Ferezieten, Hevieten en Jebusieten.12 Wacht u, dat gij geen verbond maakt met de inwoners van het land, in hetwelk gij komt, opdat zij u niet tot enen valstrik worden.13 Maar hunne altaren zult gij omverwerpen, en hunne goden verbreken, en hunne bossen uitroeien;14 want gij zult geen anderen god aanbidden, want de Heer heet ijveraar; een ijverig God is Hij,15 opdat gij geen verbond maakt met de inwoners des lands, en als zij hunne goden nahoereren en hunnen goden offeren, zij u niet nodigen en gij van hun offer eet,16 en hunne dochters voor uwe zonen tot vrouwen neemt, en die dan hare goden nahoereren, en maken, dat uwe zonen ook hare goden nahoereren.17 Gij zult u geen gegoten goden maken.
18 Het feest der ongezuurde broden zult gij houden; zeven dagen zult gij ongezuurd brood eten, gelijk Ik u geboden heb, omtrent den tijd der maand Abib; want in de maand Abib zijt gij uit Egypte getrokken.19 Al wat het eerst de baarmoeder breekt is het mijne, wat mannelijk zijn zal onder uw vee, dat de baarmoeder breekt, hetzij os of schaap.20 Maar den eersteling des ezels zult gij lossen met een schaap; en indien gij hem niet lost, zo maak hem af. Alle eerstgeborenen uwer zonen zult gij lossen, en niemand verschijne ledig voor Mij.21 Zes dagen zult gij arbeiden; en op den zevenden dag zult gij rusten, beide van ploegen en van oogsten.22 Het feest der weken zult gij houden, met de eerstelingen van den tarwenoogst; en het feest der inzameling, als het jaar om is23 Driemaal 's jaars zullen alle mannen voor den Heerser, den Heer en God van Isral, verschijnen.24 Wanneer Ik de heidenen voor u verdrijven en uwe landpalen uitbreiden zal, zo zal niemand uw land begeren, terwijl gij driemaal's jaars opgaat om voor den Heer, uwen God, te verschijnen.25 Gij zult het bloed mijns offers niet met gezuurd brood offeren; en het offer van het Paaschfeest zal den nacht niet overblijven tot den morgen.26 De eerstelingen van de eerste vruchten uws akkers zult gij in het huis van den Heer, uwen God, brengen. Gij zult het bokje niet koken in de melk zijner moeder.27 En de Heer sprak tot Mozes: Schrijf u deze woorden op; want naar deze woorden heb Ik met u en met Isral een verbond gemaakt.
28 En hij was aldaar bij den Heer veertig dagen en veertig nachten, en at geen brood en dronk geen water; en hij schreef dat verbond, de tien woorden, op de tafelen.29 Toen nu Mozes van den berg Sina afging, had hij de twee tafelen der getuigenis in zijne hand, en wist niet, dat het vel van zijn aangezicht glinsterde, doordat hij met Hem gesproken had.30 En toen Aron en al de kinderen Israls zagen, dat het vel van zijn aangezicht glinsterde, vreesden zij hem te naderen.31 Toen riep Mozes hen; en zij keerden zich tot hem, beiden Aron en al de oversten der gemeente, en hij sprak met hen.32 Daarna naderden al de kinderen Israls tot hem, en hij gebood hun alles, wat de Heer tot hem gesproken had op den berg Sina.33 En terwijl hij dat alles met hen sprak, legde hij een sluier over zijn aangezicht.34 En wanneer hij inging voor den Heer om met Hem te spreken, deed hij dien sluier af, totdat hij weder uitging. En wanneer hij uitkwam en met de kinderen Israls sprak hetgeen hem geboden was,35 dan zagen de kinderen Israls aan zijn aangezicht, dat het vel van zijn aangezicht glinsterde; dan deed hij den sluier weder over zijn aangezicht, totdat hij weder inging om met Hem te spreken.