the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Exodus 26
1 De woning zult gij maken van tien tapijten van wit getweernd linnen, van blauw en rood purper en van scharlaken. Cherubim zult gij kunstig daarin maken.2 De lengte van n tapijt zal acht en twintig el zijn, de breedte vier el, en zij zullen alle tien gelijk zijn.3 En telkens zullen vijf samengevoegd zijn, het ene aan het andere.4 En gij zult striklisjes van blauw purper maken, aan elken hoek des tapijts, waar zij zullen samengevoegd zijn, zodat telkens twee en twee aan hunne hoeken samengehecht worden;5 vijftig striklisjes aan elk tapijt, zodat het ene het andere te zamen vat.6 En gij zult vijftig gouden haakjes maken, met welke men de tapijten te zamen hecht, het ene aan het andere, opdat het ne woning worde.
7 Gij zult ook een dekkleed van elf tapijten van geitenhaar maken, tot een dekkleed over de woning.8 De lengte van n tapijt zal dertig el zijn, maar de breedte vier el; en zij zullen alle elf even groot zijn.9 Vijf zult gij aan elkander voegen, en zes ook aan elkander, en het zesde tapijt dubbel maken Vr aan de tent.10 En gij zult vijftig striklisjes aan elk tapijt, aan hunne hoeken maken, opdat zij aan de einden aan elkander gehecht worden.11 Gij zult ook vijftig koperen haakjes maken, en de haakjes in de striklisjes doen, opdat de tent samengevoegd en ne tent worde.12 En van het overige van de tapijten der tent zult gij de helft laten overhangen achter aan de tent,13 op beide zijden n el lang, zodat het overige zij aan de zijden der tent, en haar op beide zijden bedekke.14 Over dit dekkleed zult gij een dekkleed van roodvervige ramsvellen maken, en daarover een dekkleed van dassenvellen.
15 Gij zult ook stijlen maken voor de woning, van cederhout, die staan zullen.16 Tien el lang zal een stijl zijn, en anderhalf el breed.17 Twee houvasten zal n stijl hebben, zodat het ene aan het andere kan gezet worden; zo zult gij alle stijlen der woning maken.18 Twintig van deze zullen staan tegen het Zuiden;19 zij zullen beneden veertig zilveren voetstukken hebben, telkens twee voetstukken onder elken stijl, aan zijne twee houvasten.20 Alzo zullen ook op de andere zijde tegen het Noorden twintig stijlen staan;21 en veertig zilveren voetstukken, telkens twee voetstukken onder elken stijl.22 Maar achter aan de woning, tegen het Westen, zult gij zes stijlen maken;23 daarbij twee stijlen achter aan de twee hoeken der woning,24 zodat elk van die beide zich met zijnen hoekstijl van beneden-op samenvoegt, en boven aan het hoofd gelijk samenkomt met ne kram;25 zodat er acht stijlen zijn met hunne zilveren voetstukken, van welke er zestien zullen zijn, telkens twee onder nen stijl.26 En gij zult stangen maken van cederhout, vijf voor de stijlen op de ene zijde der woning,27 en vijf voor de stijlen op de andere zijde der woning, en vijf voor de stijlen achter aan de woning tegen het Westen.28 En gij zult de stangen midden door de stijlen heensteken, en alles samenvatten, van den enen hoek tot aan den anderen.29 En gij zult de stijlen met goud overtrekken, en hunne ringen van goud maken, opdat men de stangen daarin doe; en de stangen zult gij met goud overtrekken.30 En alzo zult gij dan de woning oprichten, gelijkerwijs gij gezien hebt op den berg.
31 En gij zult een voorhangsel maken van blauw en rood purper, van scharlaken en getweernd wit linnen, en zult cherubim daarin maken, kunstiglijk.32 En gij zult het hangen aan vier pilaren van cederhout, die met goud overtrokken zijn; hunne haken zullen van goud zijn, en zij zullen vier zilveren voetstukken hebben.33 En gij zult het voorhangsel met haakjes aanhechten, en de ark der getuigenis binnen het voorhangsel zetten, zodat het ulieden ene scheiding zij tussen het heilige en het allerheiligste.34 En gij zult het verzoendeksel zetten op de ark der getuigenis in het allerheiligste.35 Maar de tafel zult gij buiten het voorhangsel zetten, en den kandelaar tegenover de tafel, aan de zuidzijde van de woning, zodat de tafel staat tegen het Noorden.36 En gij zult een voorhangsel maken voor den ingang der tent, gewerkt van blauw en rood purper, van scharlaken en getweernd wit linnen.37 En gij zult voor dit voorhangsel vijf pilaren maken van cederhout, met goud overtrokken, met gouden haken; en zult daarvoor vijf koperen voetstukken gieten.