the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Exodus 23
1 Gij zult geen vals gerucht over brengen, zodat gij den goddeloze bijstand doet en een vals getuige zijt.2 Gij zult de menigte niet volgen tot het kwade en niet alzo antwoorden voor het gericht, dat gij, naar de menigte neigende, van het recht wijkt.3 Gij zult den geringe in zijne zaak niet voortrekken.4 Wanneer gij uws vijands os of ezel ontmoet, en ziet, dat hij dwaalt, zo zult gij dien weder tot hem brengen.5 Wanneer gij den ezel desgenen, die u haat, onder zijnen last ziet liggen, wacht u, dat gij hem niet verlaat, maar verzuim gaarne het uwe om zijnentwil.6 Gij zult het recht uws armen niet buigen in zijne zaak.7 Wees verre van valse zaken. Den onschuldige en rechtvaardige zult gij niet doden; want Ik laat den goddeloze geen gelijk hebben.8 Gij zult geen geschenk nemen; want geschenken maken de zienden blind en verkeren de zaken der rechtvaardigen.9 Gij zult de vreemdelingen niet onderdrukken; want gij kent het hart der vreemdelingen, dewijl gij ook vreemdelingen geweest zijt in Egypteland.
10 Zes jaren zult gij uw land bezaaien, en zijne vruchten inzamelen;11 maar in het zevende jaar zult gij het laten rusten en liggen, opdat de armen onder uw volk daarvan eten; en wat overblijft, laat dat het wild des velds eten. Alzo zult gij ook doen met uwen wijnberg en olijfberg.12 Zes dagen zult gij uwen arbeid doen, maar op den zevenden dag zult gij rusten, opdat uw os en ezel rusten, en de zoon uwer dienstmaagd en de vreemdeling zich verkwikken.13 Al wat Ik ulieden gezegd heb zult gij houden; en de namen van andere goden zult gij niet gedenken, en uit uwen mond zullen zij niet gehoord worden.14 Driemaal in het jaar zult gij Mij feest houden.15 Namelijk het feest der ongezuurde broden zult gij houden, en zeven dagen ongezuurd brood eten, gelijk Ik u geboden heb, ten tijde van de maand Abib; want in deze zijt gij uit Egypteland getrokken; doch verschijnt niet ledig voor mij.16 En het feest van den oogst der eerste vruchten, welke gij op het veld gezaaid hebt. En het feest der inzameling in het laatste van het jaar, wanneer gij uwen arbeid van het veld hebt ingezameld.17 Driemaal in het jaar zullen al uwe mannen voor den Heer, den Heerser, verschijnen.18 Gij zult het bloed mijns offers niet met zuurdeeg offeren; en het vet van mijn feestoffer zal niet tot op den morgen overblijven.19 De eerstelingen van de eerste vruchten uws velds zult gij in het huis van den Heer, uwen God, brengen, en gij zult het bokje niet koken in de melk zijner moeder.
20 Zie, Ik zend een Engel voor u uit, die zal u behoeden op dezen weg, en u brengen tot de plaats, welke Ik bereid heb;21 daarom wacht u voor zijn aangezicht, en hoor naar zijne stem, en verbitter hem niet; want hij zal uwe overtredingen niet vergeven, en mijn naam is in hem.22 Maar als gij zijne stem zult horen, en doen al wat Ik u zeggen zal, zo zal Ik uwer vijanden vijand en uwer tegenpartijders tegenpartijder zijn.23 Als nu mijn Engel voor u uitgaat, en u brengt tot de Amorieten, Hethieten, Ferezieten, Kananieten, Hevieten en Jebusieten, en Ik hen verdelg,24 zo zult gij hunne goden niet aanbidden noch hen dienen, en niet doen gelijk zij doen; maar gij zult hunne goden omverwerpen en verbreken.25 Maar gij zult den Heer, uwen God, dienen: zo zal Hij uw brood en uw water zegenen, en Ik zal alle krankheden van u afwenden;26 er zal geen misdrachtige noch onvruchtbare vrouw in uw land zijn; en Ik zal u oud laten worden.27 Ik zal mijnen schrik voor u uitzenden, en alle volken, tot welke gij komt, versaagd maken, en zal al uwe vijanden op de vlucht drijven;28 Ik zal ook horzelen voor u uitzenden, die de Hevieten, Kananieten en Hethieten voor u zullen uitdrijven.29 Ik zal hen niet in n jaar voor u uitdrijven, opdat het land niet woest worde, en de wilde dieren zich niet tegen u vermeerderen.30 Ik zal hen allengskens na elkander voor u uitdrijven, totdat gij wast en het land bezit.31 En Ik zal u tot landpalen geven de Schelfzee, en de zee der Filistijnen, en de woestijn tot aan de rivier; want Ik zal de inwoners van dat land in uwe hand geven, dat gij hen voor u heen zult uitdrijven.32 Gij zult met hen en met hunne goden geen verbond maken.33 Laat hen ook niet wonen in uw land, opdat zij u niet tegen Mij verleiden; want indien gij hunne goden dient, zo zal het u tot een valstrik zijn.