the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Exodus 20
1 En God sprak al deze woorden:2 Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypteland, uit het diensthuis, gevoerd heb.3 Gij zult geen andere goden nevens Mij hebben.4 Gij zult u geen beeld noch enige gelijkenis maken, noch van hetgeen boven in den hemel, noch van hetgeen beneden op de aarde, noch van hetgeen in het water onder de aarde is.5 Aanbid ze niet en dien ze niet; want Ik de Heer, uw God, ben een naijverig God, die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, tot in het derde en vierde lid dergenen, die Mij haten;6 en doe barmhartigheid aan vele duizenden, die Mij liefhebben en mijne geboden houden.7 Gij zult den naam van den Heer, uwen God, niet misbruiken, want de Heer zal niet ongestraft laten wie zijnen naam misbruikt.8 Gedenk den sabbatdag, dat gij dien heiligt.9 Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen;10 maar op den zevenden dag is de sabbat van den Heer, uwen God. Dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uwe dochter, noch uw knecht, noch uwe dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uwe poorten is;11 want in zes dagen heeft de Heer den hemel en de aarde gemaakt, en de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op den zevenden dag: daarom zegende de Heer den sabbatdag en heiligde hem.
12 Gij zult uwen vader en uwe moeder eren, opdat gij lang leeft in het land, hetwelk de Heer, uw God, u geeft.13 Gij zult niet doden.14 Gij zult geen overspel doen.15 Gij zult niet stelen.16 Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uwen naaste.17 Gij zult niet begeren uws naasten huis. Gij zult niet begeren uws naasten huisvrouw, noch zijnen knecht, noch zijne dienstmaagd, noch zijnen os, noch zijnen ezel, noch iets, dat uws naasten is.
18 En al het volk zag den donder en bliksem, en het geluid der bazuin, en den berg roken; en toen zij dat zagen, weken zij terug en bleven van verre staan,19 en zij zeiden tot Mozes: Spreek gij met ons, wij zullen horen; maar laat God niet met ons spreken, opdat wij niet sterven.20 Maar Mozes sprak tot het volk: Vreest niet; want God is gekomen om u te beproeven en zijne vrees voor uwe ogen te doen zijn, opdat gij niet zondigt.21 Alzo stond het volk van verre; maar Mozes naderde tot de donkerheid, in welke God was.
22 En de Heer sprak tot Mozes: Dus zult gij tot de kinderen Israls zeggen: Gijlieden hebt gezien, dat Ik van den hemel met u gesproken heb.23 Daarom zult gij nevens Mij gene goden van zilver maken; noch goden van goud zult gij u maken.24 Maak Mij een altaar van aarde om uwe brandoffers en dankoffers, uwe schapen en runderen daarop te offeren, want aan elke plaats, waar Ik mijns naams gedachtenis stichten zal, zal Ik tot u komen en u zegenen.25 En indien gij Mij een stenen altaar wilt maken, zo zult gij het niet van gehouwen stenen bouwen; want als gij met uw houwijzer daaraan komt, zo zult gij het ontheiligen.26 Gij zult ook niet met trappen tot mijn altaar opklimmen, opdat uwe schaamte daarbij niet ontdekt worde.