the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Deuteronomium 28
1 En wanneer gij naar de stem van den Heer, uwen God, zult horen, dat gij onderhoudt en doet al zijne geboden, die ik u heden gebied, zo zal de Heer, uw God, u verheffen boven alle volken op de aarde.2 En al deze zegeningen zullen over u komen en zullen u achtervolgen, omdat gij aan de stem van den Heer, uwen God, gehoorzaam zijt geweest.3 Gezegend zult gij zijn in de stad, gezegend op den akker.4 Gezegend zal zijn de vrucht uws lichaams, en de vrucht uws lands, en de vrucht van uw vee, de vrucht uwer runderen en de vrucht uwer schapen.5 Gezegend zal zijn uw korf en uw baktrog.6 Gezegend zult gij zijn, als gij ingaat, gezegend, als gij uitgaat.7 En de Heer zal uwe vijanden, die tegen u opstaan, voor u slaan: langs n weg zullen zij tegen u uittrekken, en langs zeven wegen voor u vlieden.8 De Heer zal den zegen gebieden, dat hij met u zij in uwe schuren en in al wat gij voorneemt; en Hij zal u zegenen in het land, hetwelk de Heer, uw God, u gegeven heeft.9 De Heer zal zich u tot een heilig volk oprichten, zoals Hij u gezworen heeft, omdat gij de geboden van den Heer, uwen God, onderhoudt en in zijne wegen wandelt;10 zodat alle volken der aarde zullen zien, dat gij naar den naam des Heren genoemd zijt, en voor u zullen vrezen.11 En de Heer zal maken, dat gij overvloed van goederen zult hebben, van de vrucht uws lichaams, van de vrucht van uw vee en van de vrucht uws akkers, in het land hetwelk de Heer uwen vaderen gezworen heeft u te zullen geven.12 En de Heer zal zijne schatkamer van het goede, den hemel, voor u openen, om aan uw land regen te geven op zijnen tijd, en om te zegenen al het werk uwer handen; en gij zult aan vele volken lenen, maar gij zult van niemand borgen.13 En de Heer zal u vooraan stellen en niet achteraan, en gij zult boven zijn en niet onderliggen; omdat gij gehoorzaam zijt aan de geboden van den Heer, uwen God, die ik u heden gebied te onderhouden en te doen,14 en niet afwijkt van enig woord, hetgeen ik u heden gebied, noch ter rechter hand noch ter linkerhand, dat gij andere goden zoudt nawandelen om die te dienen.
15 Maar als gij niet horen zult naar de stem van den Heer, uwen God, dat gij onderhoudt en doet al zijne geboden en inzettingen, die ik u heden gebied, zo zullen al deze vloeken over u komen en u treffen.16 Vervloekt zult gij zijn in de stad, vervloekt op den akker.17 Vervloekt zal zijn uw korf en uw baktrog.18 Vervloekt zal zijn de vrucht uws lichaams, de vrucht uws lands, de vrucht uwer runderen en de vrucht uwer schapen.19 Vervloekt zult gij zijn, als gij ingaat, vervloekt, als gij uitgaat.20 De Heer zal onder u zenden ongeval, verstoring en verderf, in alles wat gij bij de hand neemt om te doen; totdat gij verdelgd wordt en schielijk omkomt, vanwege de boosheid uwer werken, dat gij Mij verlaten hebt.21 De Heer zal de pest u doen aankleven, totdat Hij u verdelgd heeft uit het land, waarheen gij gaat om het in te nemen.22 De Heer zal u slaan met gezwellen, hete koortsen en ontstekingen, met hitte, droogte, vergiftige lucht en geelzucht, en zal u vervolgen, totdat gij zijt omgekomen.23 Uw hemel, die boven uw hoofd is, zal koper zijn, en de aarde onder u zal ijzer zijn.24 De Heer zal aan uw land stof en as voor regen geven: van den hemel zal het op u nederdalen, totdat gij verdelgd zijt.25 De Heer zal u voor uwe vijanden slaan: langs n weg zult gij tot hen uittrekken, en langs zeven wegen zult gij voor hen vlieden; en gij zult verstrooid worden in alle rijken der aarde.26 Uw lichaam zal tot spijs zijn voor al het gevogelte des hemels en voor al het gedierte der aarde, en niemand zal er zijn, die ze verjagen zal.27 De Heer zal u slaan met Egyptische zweren, met spenen, met uitslag en verzweringen, die niet zullen kunnen genezen worden.28 De Heer zal u slaan met krankzinnigheid, blindheid, en razernij des harten;29 en gij zult omtasten op den middag, gelijk een blinde omtast in het donker, en gij zult op uwe wegen geen geluk hebben, en zult geweld en onrecht moeten lijden uw gehele leven, en niemand zal u helpen.30 Ene vrouw zult gij ondertrouwen, maar een ander zal bij haar slapen; een huis zult gij bouwen, maar gij zult er zelf niet in wonen; een wijngaard zult gij planten, maar de eerste vrucht er niet van eten.31 Uw os zal voor uwe ogen geslacht worden, maar gij zult er niet van eten; uw ezel zal voor uw aangezicht met geweld genomen en u niet wedergegeven worden: uw schaap zal uwen vijanden gegeven worden en niemand zal u helpen.32 Uwe zonen en uwe dochters zullen aan een ander volk gegeven worden, dat uwe ogen het aanzien en dagelijks over hen versmachten, en geen sterkte zal in uwe handen zijn.33 De vrucht uws lands en al uwen arbeid zal een volk, hetwelk gij niet kent, eten; en gij zult onrecht lijden en vertrapt worden uw gehele leven.34 En gij zult krankzinnig worden over hetgeen gij met uw eigen ogen zult moeten zien.35 De Heer zal u slaan met boze zweren aan de knien en aan de benen, die niet zullen kunnen genezen worden, van de voetzolen af tot het hoofd toe.36 De Heer zal u en uwen koning, dien gij over u gesteld hebt, voeren naar een volk, dat gij niet gekend hebt, noch uwe vaderen; en gij zult aldaar andere goden dienen, hout en steen.37 En gij zult tot een verfoeisel, tot een spreekwoord en tot een spot zijn onder alle volken, waarheen de Heer u drijven zal.38 Gij zult veel zaad uitvoeren op het veld, en weinig inzamelen; want de sprinkhanen zullen het afeten.39 Wijngaarden zult gij planten en bouwen, maar geen wijn drinken noch iets afplukken; want de wormen zullen het verteren.40 Olijfbomen zult gij hebben in al uwe grenspalen, maar gij zult u niet zalven met olie; want uw olijfboom zal uitgerukt worden.41 Zonen en dochters zult gij verwekken, en hen echter niet bezitten; want zij zullen gevankelijk weggevoerd worden.42 Al uwe bomen en de vruchten uws lands zal het ongedierte eten.43 De vreemdeling, die bij u is, zal de overhand over u hebben, en al hoger en hoger boven u klimmen; maar gij zult nederdalen en altoos onderliggen.44 Hij zal u lenen, maar gij zult hem niet lenen; hij zal het hoofd zijn, en gij zult achteraan wezen.
45 En al deze vloeken zullen over u komen en u vervolgen en treffen, totdat gij verdelgd wordt, omdat gij naar de stem van den Heer, uwen God, niet gehoord hebt, om te onderhouden zijne geboden en inzettingen, die Hij u geboden heeft;46 en zij zullen tot tekenen en wonderen aan u zijn, en aan uw zaad eeuwiglijk.47 Omdat gij den Heer, uwen God, niet gediend hebt met vreugde en lust des harten, toen gij van alles overvloed hadt,48 zo zult gij dan uwe vijanden, die de Heer u toezenden zal, dienen in honger en dorst, in naaktheid en allerlei gebrek; en hij zal een ijzeren juk op uwen hals leggen, totdat hij u verdelgd heeft.49 De Heer zal een volk tegen u zenden van verre, van het einde der wereld, gelijk een arend vliegt; een volk, welks spraak gij niet verstaan zult;50 een wreed volk, dat den persoon des grijsaards niet aanziet, noch de jongelingen spaart;51 en het zal de vrucht van uw vee en de vrucht uws lands eten, totdat gij verdelgd wordt; en het zal u niets overlaten van koren, most, olie, van de vrucht der runderen en schapen, totdat het u heeft doen omkomen.52 En het zal u beangstigen in al uwe poorten, totdat het uwe hoge en vaste muren nederwerpt, waarop gij u verlaat in al uw land; en gij zult beangstigd worden in al uwe poorten, in uw gehele land, dat de Heer, uw God, u gegeven heeft.53 Gij zult de vrucht uws lichaams eten, het vlees uwer zonen en dochters, die de Heer, uw God, u gegeven heeft, in den angst en den nood, waarmede uw vijand u benauwen zal;54 zodat een man, die te voren zeer weelderig en wellustig onder u geleefd heeft, aan zijnen broeder, aan de vrouw in zijne armen en aan den zoon, die van zijne kinderen nog overig is,55 misgunnen zal te geven van het vlees zijner zonen, dat hij eet, nademaal hem niets is overgebleven van al het goed, in den angst en den nood, waarmede uw vijand u benauwen zal in al uwe poorten.56 Ene vrouw onder u, die te voren zo weelderig en wellustig geleefd heeft, dat zij niet beproefd heeft hare voetzool op de aarde te zetten, uit weelderigheid en wellustigheid, die zal aan den man in hare armen, aan haren zoon en aan hare dochter57 misgunnen de nageboorte, die van tussen hare benen is uitgegaan, alsook hare zonen, die zij gebaard heeft; want zij zullen die wegens allerlei gebrek heimelijk eten, in den angst en den nood, waarmede uw vijand u benauwen zal in uwe poorten.58 Indien gij niet in acht zult nemen te doen al de woorden dezer wet, die in dit boek geschreven zijn, dat gij vreest dezen heerlijken en geduchten naam, den Heer, uwen God,59 zo zal de Heer verschrikkelijk met u omgaan, met plagen op u en op uw zaad, met grote en langdurige plagen, met boze en langdurige krankheden.60 En hij zal over u brengen alle kwalen van Egypte, voor welke gij vreest, en zij zullen u aankleven.61 Daarenboven alle krankheden en alle plagen, die niet geschreven zijn in het boek dezer wet, zal de Heer over u laten komen, totdat gij verdelgd wordt.62 En er zal weinig volks van u overblijven, gij die te voren geweest zijt als de sterren des hemels in menigte; omdat gij niet gehoord hebt naar de stem van den Heer, uwen God.63 En gelijk de Heer zich te voren over u verblijdde, dat Hij u goed deed en u vermenigvuldigde, alzo zal Hij zich over u verblijden, dat Hij u ombrengt en verdelgt, en gij zult uitgerukt worden uit het land, waarheen gij nu trekt om het in te nemen.64 Want de Heer zal u verstrooien onder alle volken, van het ene einde der wereld tot aan het andere; en gij zult aldaar andere goden dienen, die gij niet gekend hebt, noch uwe vaderen, hout en steen.65 Daarenboven zult gij onder deze volken geen blijvende plaats hebben, en uwe voetzolen zullen geen rust hebben; want de Heer zal u aldaar een bevend hart geven, en bezwijkende ogen, en ene versmachtende ziel,66 zodat uw leven Vr u zweven zal; nacht en dag zult gij bevreesd en uw leven niet zeker zijn.67 Des morgens zult gij zeggen: Och dat het avond ware! --en des avonds zult gij zeggen: Och dat het morgen ware! --wegens de vrees uws harten, die u verschrikken zal, en wegens hetgeen gij met uwe ogen zien zult.68 En de Heer zal u bij schepen vol weder naar Egypte voeren, langs den weg van welken ik u gezegd heb: Gij zult dien niet wederzien; en gij zult aldaar aan uwe vijanden tot knechten en dienstmaagden verkocht worden, maar er zal geen koper zijn.