the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Deuteronomium 23
1 Wie door kneuzing of uitsnijding ontmand is, mag in de gemeente des Heren niet komen.2 Er zal ook geen onecht kind in de gemeente des Heren komen, zelfs zijn tiende geslacht zal in de gemeente des Heren niet komen.3 De Ammonieten en Moabieten zullen in de gemeente des Heren niet komen, ook hun tiende geslacht zal er niet inkomen;4 omdat zij u niet te gemoet kwamen met brood en water op den weg, toen gij uit Egypte trokt, en omdat zij daarenboven Bileam, Bers zoon, uit Pethor in Mesopotami, tegen u huurden om u te vervloeken.5 Doch de Heer, uw God, wilde Bileam niet horen, en veranderde voor u den vloek in zegen, omdat de Heer, uw God, u liefhad.6 Gij zult hun noch geluk noch goed wensen uw leven lang eeuwiglijk.7 Den Edomiet zult gij voor geen gruwel houden, want hij is uw broeder; den Egyptenaar zult gij ook voor geen gruwel houden, want gij zijt een vreemdeling in zijn land geweest.8 De kinderen, die zij in het derde lid verwekken, zullen in de gemeente des Heren mogen komen.
9 Wanneer gij met het leger uittrekt tegen uwe vijanden, zo wacht u voor alle kwaad.10 Wanneer iemand onder u is, die niet rein is, omdat hem des nachts iets wedervaren is, die zal buiten het leger gaan en er niet weder inkomen,11 totdat hij zich Vr den avond met water baadt, en als de zon ondergegaan is, zal hij weder in het leger komen.12 En gij zult buiten het leger ene plaats hebben om voor uwe behoeften daarheen te gaan.13 En gij zult een schopje hebben; en als gij u daar buiten zetten wilt, zo zult gij daarmede graven; en als gij gezeten hebt, dan zult gij toedekken hetgeen van u gegaan is.14 Want de Heer, uw God, wandelt in uw leger om u te verlossen en uwe vijanden aan u over te leveren; daarom zal uw leger heilig zijn, opdat niets schandelijks onder u gezien worde en Hij zich van u afkere.
15 Gij zult geen knecht, die van zijnen heer tot u ontkomen is, aan dezen weder uitleveren.16 Hij zal bij u blijven aan de plaats, die hij verkiest in een uwer poorten, waar het goed voor hem is; gij zult hem niet onderdrukken.17 Er zal geen hoer zijn onder de dochters van Isral, en geen schandjongen onder de zonen van Isral.18 Gij zult geen hoerenloon noch hondengeld in het huis van den Heer, uwen God, brengen, wegens enige gelofte, want beide zijn den Heer, uwen God, een gruwel.19 Gij zult van uwen broeder geen woeker nemen, noch van geld, noch van spijs, noch van iets waarmede men woekeren kan;20 van den vreemdeling moogt gij woeker nemen, maar niet van uwen broeder; opdat de Heer, uw God, u zegene in al wat gij voorneemt in het land, waar gij heenkomt om het in bezit te nemen.21 Wanneer gij den Heer, uwen God, ene gelofte doet, zo zult gij niet uitstellen die te houden; want de Heer, uw God, zal het van u eisen en het zou u zonde zijn.22 Wanneer gij het doen van geloften nalaat, zo is dit u geen zonde;23 maar wat van uwe lippen gegaan is, zult gij houden en doen, zoals gij den Heer, uwen God, vrijwillig beloofd hebt, hetgeen gij met uwen mond gesproken hebt.24 Wanneer gij in uws naasten wijnberg gaat, zo moogt gij van de druiven eten naar uwen wil, totdat gij verzadigd zijt; maar gij zult niets in uw vat doen.25 Wanneer gij door het staande koren van uwen naaste gaat, zo moogt gij met de hand de aren afplukken; maar de sikkel zult gij in het staande koren uws naasten niet slaan.