the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Deuteronomium 22
1 Wanneer gij uws broeders os of schaap ziet afgedwaald, zo zult gij u daaraan niet onttrekken, maar zult die tot uwen broeder wederbrengen.2 Maar als uw broeder niet nabij is en gij hem ook niet kent, zo zult gij ze in uw huis nemen, dat zij bij u zijn, totdat uw broeder die zoekt en gij ze hem wedergeeft.3 Alzo zult gij doen met zijnen ezel, met zijn kleed, en met al het verlorene, hetwelk uw broeder verloren heeft en dat gij vindt; gij moogt er u niet aan onttrekken.4 Wanneer gij uws broeders ezel of os op den weg ziet vallen, zo zult gij u daaraan niet onttrekken, maar zult ze weder ophelpen.
5 Ene vrouw zal geen manskleedingstukken dragen, en een man zal geen vrouwenklederen aandoen; want wie dat doet, die is den Heer, uwen God, een gruwel.6 Wanneer gij op den weg een vogelnest vindt op een boom of op de aarde, met jongen of met eieren, en de moeder zit op de jongen of op de eieren,7 zo zult gij de moeder met de jongen niet nemen, maar gij zult de moeder laten vliegen en de jongen kunt gij nemen; opdat het u welga en gij lang leeft.8 Wanneer gij een nieuw huis bouwt, zo maak ene leuning rondom uw dak; opdat gij geen bloedschuld op uw huis brengt, als iemand daarvan afviel.9 Gij zult uwen wijnberg niet met menigerlei zaad bezaaien, opdat gij niet het geheel van het zaad, dat gij gezaaid hebt, benevens de opbrengst van den wijnberg, zoudt moeten heiligen.10 Gij zult niet ploegen met een os en een ezel tegelijk.11 Gij zult geen kleed aantrekken tegelijk van wol en van linnen.12 Gij zult u franjes maken aan de vier hoeken van uw opperkleed, met hetwelk gij u bedekt.
13 Wanneer iemand ene vrouw neemt en toornig op haar wordt, als hij bij haar geslapen heeft,14 en haar iets schandelijks ten laste legt en kwaad gerucht over haar brengt, en zegt; Deze vrouw heb ik genomen, en toen ik mij bij haar voegde, bevond ik, dat zij geen maagd was,15 zo zullen de vader en de moeder van deze jonge dochter den maagdom dezer jonge dochter nemen en dien voor de oudsten der stad in de poort uitbrengen.16 En de vader van de jonge dochter zal tot de oudsten zeggen: Ik heb aan dezen man mijne dochter tot vrouw gegeven; nu is hij toornig op haar geworden,17 en legt haar een schandelijk ding ten laste, zeggende: Ik heb uwe dochter geen maagd bevonden, hier is de maagdom van mijne dochter. En zij zullen de klederen voor de oudsten der stad uitspreiden.18 Dan zullen de oudsten van die stad den man nemen en hem kastijden,19 en hem ene boete opleggen van honderd zilveren sikkels, en die aan den vader der jonge dochter geven, omdat hij ene jonge dochter in Isral in een kwaad gerucht gebracht heeft; en hij zal haar tot vrouw hebben, zodat hij haar zijn leven lang niet zal mogen verlaten.20 Maar indien het de waarheid is, dat de jonge dochter geen maagd bevonden is,21 zo zal men haar buiten voor de deur van haars vaders huis brengen, en de lieden der stad zullen haar stenigen, dat zij sterft, omdat zij ene schanddaad in Isral begaan heeft en in haars vaders huis gehoereerd heeft; en gij zult het kwade van u wegdoen.22 Wanneer iemand bevonden wordt te slapen bij ene vrouw, die een echten man heeft, zo zullen zij beiden sterven, de man en de vrouw, bij welke hij geslapen heeft; en gij zult het kwade uit Isral wegdoen.23 Wanneer ene jonge dochter aan iemand ondertrouwd is, en een man haar in de stad vindt en bij haar slaapt,24 zo zult gij hen beiden ter stadspoort uitbrengen en zult hen beiden stenigen, dat zij sterven: de jonge dochter, omdat zij niet geroepen heeft, dewijl zij in de stad was; den man, omdat hij zijns naasten vrouw geschonden heeft; en gij zult het kwade van u wegdoen.25 Maar als iemand ene ondertrouwde jonge dochter op het veld vindt, en haar grijpt en bij haar slaapt, zo zal de man alleen sterven, die bij haar geslapen heeft;26 maar de jonge dochter zult gij niets doen, want zij heeft geen zonde des doods gedaan; maar gelijk wanneer iemand tegen zijnen naaste opstond en hem doodsloeg, zo is dit ook;27 want hij vond haar op het veld, en de ondertrouwde jonge dochter riep, en er was niemand, die haar hulp kon aanbrengen.28 Wanneer iemand ene maagd aantreft, die niet ondertrouwd is, en hij grijpt haar en slaapt bij haar, en het wordt alzo bevonden,29 zo zal hij, die bij haar geslapen heeft, aan haren vader vijftig sikkels zilver geven, en hij zal haar tot vrouw nemen, omdat hij haar verkracht heeft; hij zal haar niet mogen verlaten zijn leven lang.30 Niemand zal zijns vaders vrouw nemen, noch zijns vaders dek opslaan.