the Fourth Week of Advent
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Deuteronomium 17
1 Gij zult den Heer, uwen God, geen rund of schaap offeren, dat een gebrek of iets kwaads aan zich heeft; want het is den Heer, uwen God, een gruwel.2 Wanneer onder u, in een uwer poorten, die de Heer, uw God, u geven zal, een man of ene vrouw gevonden wordt, die kwaad doet voor de ogen van den Heer, uwen God, zodat hij zijn verbond overtreedt,3 en heengaat en andere goden dient en ze aanbidt, hetzij de zon of de maan of het gehele heir des hemels, hetgeen Ik niet geboden heb;4 en het wordt u aangezegd, en gij hoort het, zo zult gij het zorgvuldig onderzoeken; en als gij bevindt, dat het gewisselijk waar is, en zodanig een gruwel in Isral gepleegd is,5 zo zult gij dien man of die vrouw, die dat kwaad gedaan heeft, in uwe poorten brengen, en gij zult hen stenigen, dat zij sterven.6 Naar den mond van twee of drie getuigen zal hij sterven, die des doods schuldig is; doch naar den mond van n getuige zal hij niet sterven.7 De hand der getuigen zal de eerste zijn om hem te doden, en daarna de hand van al het volk, opdat gij het kwade van u wegdoet.
8 Wanneer ene zaak voor het gericht u te zwaar mocht zijn, tussen bloed en bloed, tussen rechtshandel en rechtshandel, tussen schade en schade, en er twistzaken in uwe poorten zijn, zo zult gij u opmaken en gaan naar de plaats, die de Heer, uw God, verkiezen zal;9 en gij zult tot de priesters, de Levieten, en tot den rechter, die te dier tijd zijn zal, komen en hun vragen, en zij zullen u zeggen wat recht is.10 En gij zult doen naar hetgeen zij u zeggen, aan de plaats, die de Heer verkoren heeft; en gij zult het houden, zodat gij doet naar al wat zij u leren zullen.11 Naar de wet, die zij u leren, en naar het recht, dat zij u zeggen, zult gij u gedragen, dat gij daarvan niet afwijkt, noch ter rechter hand noch ter linkerhand.12 En zo iemand halsstarrig mocht handelen, dat hij niet hoorde naar den priester, die aldaar staat om den dienst van den Heer, uwen God, te verrichten, of naar den rechter, die zal sterven, en gij zult het kwade uit Isral wegdoen,13 opdat al het volk het hore en vreze, en niet meer halsstarrig zij.
14 Wanneer gij zult gekomen zijn in het land, hetwelk de Heer, uw God, u geven zal, en gij het inneemt en daarin woont, en gij zeggen zult: Ik wil een koning over mij stellen, gelijk alle volken rondom mij hebben,15 zo zult gij tot koning over u stellen, wien de Heer, uw God, verkiezen zal; gij zult een uit uwe broeders tot koning over u stellen: gij zult geen vreemdeling, die uw broeder niet is, over u mogen stellen.16 Alleenlijk, dat hij niet vele paarden houde, en wegens de menigte der paarden het volk weder naar Egypte voere; want de Heer heeft tot u gezegd: Gij zult voortaan niet weder terugkeren langs dezen weg.17 Hij zal ook niet vele vrouwen nemen, opdat zijn hart niet afgekeerd worde; en hij zal ook niet veel zilver en goud vergaderen.18 Wanneer hij nu zitten zal op den stoel zijns koninkrijks, zo zal hij een dubbel van die wet van de priesters, de Levieten, nemen, en in een boek laten schrijven.19 Dat zal bij hem zijn, en hij zal daarin lezen al de dagen zijns levens; opdat hij den Heer, zijnen God, lere vrezen, en onderhoude al de woorden dezer wet en deze inzettingen, om er naar te doen.20 Hij zal zijn hart niet verheffen boven zijne broeders, en hij zal van het gebod niet wijken, noch ter rechter hand noch ter linkerhand, opdat hij zijne dagen verlenge in zijn koninkrijk, hij en zijne kinderen, in Isral.