the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Amos 4
1 Hoort dit woord, gij koeien van Basan, gij die op den berg van Samari zijt en den nooddruftigen onrecht doet en de armen vertrapt en tot uwe heren zegt: Brengt herwaarts, laat ons drinken!2 De Heere Heere heeft gezworen bij zijne heiligheid: Zie, de tijd komt over u, dat men u zal ophalen met angels en uwe nakomelingen met vishaken;3 en gijlieden zult door de bressen uitgaan, ieder voor zich uit, en naar Harmon weggeworpen worden, spreekt de Heer.4 Ja, komt herwaarts naar Beth-El en bedrijft zonde, naar Gilgal, opdat gij de zonde vermenigvuldigt; en brengt uwe offers des morgens en uwe tienden om den derden dag;5 en wierookt van het zuurdeeg tot een dankoffer en roept vrijwillige offers uit en verkondigt het; want Z hebt gij het gaarne, gij kinderen Israls, spreekt de Heere Heere.
6 Daarom heb Ik ulieden ook in al uwe steden ledige tanden gegeven en gebrek aan brood in al uwe plaatsen: nochtans bekeerdet gij u niet tot Mij, spreekt de Heer.7 Ook heb Ik den regen van ulieden geweerd, als er nog drie maanden waren voor den oogst; en Ik liet regenen op de ene stad en op de andere stad liet Ik niet regenen; de ene akker werd beregend en de andere akker, die niet beregend werd, verdorde;8 en uit twee, drie steden trok men naar ene stad heen om water te drinken en kon niet genoeg vinden: nochtans bekeerdet gij u niet tot Mij, spreekt de Heer.9 Ik plaagde ulieden met dorren tijd en met korenbrand, ook aten de rupsen alles op wat in uwe hoven en wijngaarden, op uwe vijgebomen en olijfbomen wies: nochtans bekeerdet gij u niet tot Mij, spreekt de Heer.10 Ik zond de pest onder ulieden, gelijk in Egypte; Ik doodde uwe jonge manschap door het zwaard en liet uwe paarden gevankelijk wegvoeren; Ik liet den stank van uw heirleger opgaan tot in uwe neuzen: nochtans bekeerdet gij u niet tot Mij, spreekt de Heer.11 Ik keerde sommigen onder ulieden om, gelijk God Sodom en Gomorra omkeerde, dat gij waart als een brandhout, dat uit het vuur gerukt wordt; nochtans bekeerdet gij u niet tot Mij, spreekt de Heer.12 Daarom zal Ik u voortaan alzo doen, o Isral; dewijl Ik u dan alzo zal doen, zo maak u gereed, o Isral, en ontmoet uwen God.13 Want zie, Hij is het, die de bergen maakt, den wind schept en den mens te kennen geeft wat hij spreken zal; Hij maakt den dageraad en de duisternis, Hij treedt op de hoogten der aarde; zijn naam is Heer, God Zebath.