the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Handelingen 5
1 En een zeker man, genaamd Ananias, met zijne vrouw Saffira, verkocht ene bezitting,2 en onttrok iets van het geld, met medeweten van zijne vrouw, en bracht een gedeelte, en legde het aan de voeten der apostelen.3 Maar Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, dat gij den Heiligen Geest liegen zoudt, er iets onttrekken van het geld des akkers?4 Gij hadt hem immers wel mogen behouden, toen gij hem hadt; en toen hij verkocht was, was het ook in uwe macht. Waarom hebt gij deze daad in uw hart voorgenomen? Gij hebt niet den mensen, maar Gode gelogen.5 En toen Ananias deze woorden hoorde, viel hij neder en gaf den geest. En er kwam grote vrees over allen, die dit hoorden.6 En de jongelingen stonden op en namen hem weg, en droegen hem uit, en begroeven hem.7 En het gebeurde omtrent drie uren daarna, dat zijne vrouw binnenkwam, niet wetende wat er geschied was,8 En Petrus antwoordde haar: Zeg mij, hebt gijlieden den akker voor Zveel verkocht? Zij zeide: Ja, voor Zveel.9 En Petrus zeide tot haar: Waarom zijt gij ns geworden om den Geest des Heren op de proef te stellen? Zie, de voeten dergenen, die uwen man begraven hebben, zijn voor de deur, en zullen u uitdragen.10 En terstond viel zij neder voor zijne voeten, en gaf den geest; en toen de jongelingen binnenkwamen, vonden zij haar dood, droegen haar uit, en begroeven haar bij haren man.11 En er kwam grote vrees over de gehele gemeente, en over allen die dit hoorden.
12 En vele tekenen en wonderen geschiedden door de handen der apostelen onder het volk. En zij waren allen eendrachtig in den Zuilengang van Salomo;13 en van de anderen durfde niemand zich bij hen voegen, maar het volk had grote gedachten van hen.14 En er werden er meer en meer toegedaan, die in den Heer geloofden, ene menigte van mannen en vrouwen;15 zodat zij de kranken uitdroegen op de straten, en hen op bedden en baren legden, opdat, als Petrus kwam, slechts zijne schaduw sommigen van hen overschaduwen mocht.16 Ook kwamen er velen uit de omliggende steden naar Jeruzalem, en brachten de kranken en die van onreine geesten gekweld waren, en zij werden allen gezond.
17 En de Hogepriester stond op, en allen die met hem waren, --zijnde de sekte der Sadducen--en werden vol ijver,18 en sloegen de handen aan de apostelen, en zetten hen in de openbare gevangenis.19 Maar een Engel des Heren opende in den nacht de deuren der gevangenis en leidde hen daaruit, en zeide:20 Gaat heen, en vertoont u, en spreekt in den tempel tot het volk al de woorden dezes levens.21 Toen zij nu dit gehoord hadden, gingen zij vroeg in den tempel en leerden. De Hogepriester nu kwam en die met hem waren, en zij riepen den Raad en alle Oudsten der kinderen Israls te zamen, en zonden naar de gevangenis om hen te halen.22 Doch toen de dienaars kwamen, vonden zij hen niet in de gevangenis, en keerden weder en boodschapten het,23 en zeiden: De gevangenis vonden wij met alle zorg toegesloten, en de wachters daarbuiten staande voor de deuren; maar toen wij haar open deden, vonden wij niemand daarbinnen.24 Toen nu de Hogepriester en de hoofdman des tempels en de andere Hogepriesters deze woorden hoorden, werden zij verbijsterd wegens hen, wat dit toch worden zou.25 Toen kwam er een, die berichtte hun: Zie, de mannen, die gij in de gevangenis gezet hebt, staan in den tempel en leren het volk.
26 Toen ging de hoofdman heen met de dienaren, en haalde hen, doch niet met geweld, want zij vreesden het volk, opdat zij niet gestenigd werden.27 En toen zij hen brachten, stelden zij hen voor den Raad; en de Hogepriester vraagde hun en zeide:28 Hebben wij u niet ernstig geboden, dat gij in dezen naam niet zoudt leren? En zie, gij hebt Jeruzalem vervuld met uwe leer, en wilt het bloed van dezen mens over ons brengen.29 Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan den mensen.30 De God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt, dien gij gedood hebt, en gehangen aan het hout;31 dezen heeft God door zijne rechterhand verhoogd tot een Vorst en Heiland, om Isral boete en vergeving der zonden te geven.32 En wij zijn getuigen van deze dingen, en ook de Heilige Geest, welken God gegeven heeft dengenen die hem gehoorzaam zijn.33 Toen zij dit hoorden, werden zij vergramd, en beraadslaagden om hen te doden.34 Maar een zeker Farizer, genaamd Gamalil, een leeraar der wet, welgeacht bij al het volk, stond op in den raad, en gebood, dat men de apostelen een weinig zou doen buitenstaan,35 en zeide tot hen: Gij mannen van Isral, neemt u in acht, wat gij doen zult met deze mensen.36 Want Vr deze dagen stond Theudas op, en gaf voor, dat hij wat was, en een getal van omtrent vierhonderd mannen hing hem aan; die is verslagen, en allen, die hem bijvielen, zijn verstrooid en tot niets geworden.37 Daarna stond Judas van Galila op, in de dagen der beschrijving, en maakte veel volk afvallig achter zich; en die is ook vergaan, en allen die hem bijvielen zijn verstrooid.38 En nu zeg ik u: Houdt af van deze mensen en laat hen geworden; want is die raad of dat werk uit mensen, zo zal het te gronde gaan;39 maar is het uit God, zo kunt gij het niet verhinderen; opdat gij niet bevonden wordt ook tegen God te strijden.40 Toen vielen zij hem bij, en riepen de apostelen, en geeselden hen, en geboden hun, dat zij niet spreken zouden in den naam van Jezus, en lieten hen gaan.41 En zij gingen van het aangezicht des Raads heen, verblijd zijnde, dat zij waardig geweest waren, om zijns naams wil smaadheid te lijden.42 En zij hielden niet op, alle dagen in den tempel en in de huizen te leren, en het evangelie van Jezus Christus te prediken.