the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
2 Samuël 4
1 Toen nu Sauls zoon hoorde, dat Abner te Hebron gedood was, werden zijne handen verslapt, en geheel Isral verschrikte.2 Nu waren er twee mannen, hoofdlieden over de stropende benden onder den zoon van Saul: de een heette Bana, en de ander Rechab, zonen van Rimmon den Berothiet, uit de kinderen Benjamins. Want Beroth werd ook onder Benjamin gerekend,3 en de Berothieten waren gevlucht naar Gittam, en woonden aldaar als vreemdelingen tot op den dag van heden.4 Ook had Jonathan, de zoon van Saul, een zoon, die lam was aan beide voeten: hij was vijf jaar oud, toen het gerucht van Saul en Jonathan uit Jizrel kwam, en zijne voedster nam hem op en vluchtte; en toen zij zich haastte in het vluchten, viel hij en werd kreupel; en zijn naam was Mefiboseth.5 Zo gingen nu de zonen van Rimmon den Berothiet, Rechab en Bana, heen, en kwamen aan het huis van Isboseth, toen de dag op het heetst was; en hij lag op zijne legerstede op den middag.6 En zij kwamen in het huis om tarwe te halen; en zij staken hem in den buik en liepen weg.7 Want toen zij in het huis kwamen, lag hij op zijn bed in zijne slaapkamer; en zij staken hem dood, en hieuwen hem het hoofd af; en zij namen zijn hoofd, en gingen heen langs den weg van het vlakke veld, den gehelen nacht door.8 En zij brachten het hoofd van Isboseth tot David naar Hebron, en spraken tot den koning: Zie daar is het hoofd van Isboseth, den zoon van Saul, uwen vijand, die naar uw leven stond: de Heer heeft heden mijnen heer den koning gewroken aan Saul en aan zijn zaad.
9 Toen antwoordde David hun: Zo waarachtig als de Heer leeft, die mijne ziel uit alle droefenis verlost heeft:10 greep ik hem, die mij verkondigde, zeggende: Saul is dood, en die meende, dat hij een goede bode was, en doodde ik hem te Ziklag in plaats van hem bodeloon te geven:11 hoeveel te meer, daar deze goddeloze lieden een rechtvaardig man in zijn huis op zijne legerstede gedood hebben, zal ik nu niet zijn bloed van uwe handen eisen en u van de aarde verdelgen?12 En David gebood zijn jongelingen, dat zij hen zouden doden; en zij hieuwen hun handen en voeten af, en hingen hen op bij den vijver te Hebron; en het hoofd van Isboseth namen zij en begroeven het in Abners graf te Hebron.