the Fourth Week of Advent
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
2 Samuël 17
1 En Achithfel sprak tot Absalom: Ik wil twaalf duizend man uitkiezen, dat ik mij opmake en David najage nog dezen nacht,2 en ik wil hem overvallen, terwijl hij mat en moede is; als ik hem dan verschrik, dat al het volk, hetwelk bij hem is, vlucht, zo wil ik den koning alleen doden,3 en al het volk weder tot u brengen; wanneer dan alle man tot u gebracht is, gelijk gij begeert, zo blijft al het volk in vrede.4 Dit dacht Absalom en al den oudsten in Isral goed te zijn.5 Doch Absalom sprak: Laat toch Husa, den Arkiet, ook roepen, opdat wij horen wat hij daarvan zegt.6 En toen Husa tot Absalom kwam, sprak Absalom tot hem: Aldus heeft Achithfel gesproken: zeg gij, zullen wij het doen of niet?7 Toen sprak Husa tot Absalom: Het is geen goede raad, dien Achithfel ditmaal gegeven heeft.8 En Husa sprak verder: Gij kent uwen vader wel en zijne lieden, dat zij sterk zijn, en toornig van gemoed, gelijk ene berin op het veld, van hare jongen beroofd; ook is uw vader een krijgsman, en zal niet overnachten bij het volk.9 Zie, hij heeft zich nu misschien ergens verstoken, in een hol of op enige andere plaats. Als het dan gebeurde, dat het in den beginne kwalijk gelukte, en er kwam een gerucht, dat men zeide: Er is ene nederlaag geschied onder het volk, dat Absalom navolgt,10 dan zou zelfs versaagd worden wie anders een dapper krijgsman is, en een hart heeft als een leeuw; want geheel Isral weet, dat uw vader sterk is, en dat het krijgslieden zijn, die bij hem zijn.11 Maar dit raad ik, dat gij tot u vergadert geheel Isral, van Dan af tot Ber-Sba toe, zoveel als het zand aan de zee; en ga gij zelf mede in den strijd.12 Zo zullen wij hem overvallen aan welke plaats wij hem vinden, en zullen ons op hem storten gelijk de dauw op de aarde valt, zodat wij van hem en al zijne mannen niet n overlaten;13 en is het, dat hij zich in ene stad vergadert, zo zal geheel Isral koorden tot die stad aandragen, en haar in de vallei nedertrekken, zodat men er niet n steentje van zal vinden.14 Toen sprak Absalom en iedereen in Isral: De raad van Husa, den Arkiet, is beter dan Achithfels raad. Doch de Heer schikte het zo, dat de goede raad van Achithfel verhinderd werd, opdat de Heer ongeluk over Absalom bracht.
15 En Husa sprak tot Zadok en Abjathar de priesters: Z en Z heeft Achithfel Absalom en den oudsten in Isral geraden, maar ik heb Z en Z geraden;16 zo zendt nu schielijk heen en laat het aan David te kennen geven, zeggende: Blijf dezen nacht niet op het vlakke veld der woestijn, maar trek de rivier over, opdat de koning niet verslonden worde en al het volk, dat bij hem is.17 Jonathan nu en Ahimaz stonden bij de fontein Rogel, en ene dienstmaagd ging heen en zeide het aan hen, opdat zij zouden heengaan en het aan koning David zeggen; want zij durfden zich niet laten zien, noch in de stad komen.18 Nochtans zag hen een jongen, en zeide het aan Absalom; doch die beiden gingen schielijk heen, en kwamen in het huis van een man te Bahurim, die een put in zijn voorhof had, en daarin daalden zij af;19 en de vrouw nam een deksel en spreidde het over den mond van den put, en strooide gort daarover, opdat men het niet merken zou.20 Toen nu Absaloms knechten tot de vrouw in het huis kwamen, spraken zij: Waar zijn Ahimaz en Jonathan? En de vrouw sprak tot hen: Zij gingen over dat beekje. En toen zij zochten en hen niet vonden, gingen zij weder naar Jeruzalem.21 En toen zij weg waren, klommen zij uit den put en gingen heen, en zeiden het aan David den koning, en spraken tot David: Maak u op en gaat schielijk over de rivier; want Z en Z heeft Achithfel aangaande u geraden.
22 Toen maakte David zich op, en al het volk, dat bij hem was, en zij trokken den Jordaan over, totdat het des morgens licht werd; en er ontbrak niet n, die den Jordaan niet was overgetrokken.23 Toen nu Achithfel zag, dat zijn raad niet doorgegaan was, zadelde hij zijnen ezel, maakte zich op en trok naar zijn huis in zijne stad, en maakte beschikkingen aangaande zijn huis, en verhing zich: alzo stierf hij, en werd begraven in zijns vaders graf.24 En David kwam te Mahanam; en Absalom trok den Jordaan over, en alle mannen Israls met hem.25 En Absalom had Amasa in Joabs plaats gesteld over het heir: Amasa nu was de zoon van een man, genaamd Jithra, een Israliet, die gehuwd was geweest met Abigal, de dochter van Nahas, de zuster van Zeruja, Joabs moeder.26 En Isral en Absalom legerden zich in Gilead.27 En toen David te Mahanam gekomen was, brachten Sobi, de zoon van Nahas, uit Rabba der kinderen Ammons, en Machir, de zoon van Ammil, uit Lodebar, en Barzilla, de Gileadiet uit Rogelim,28 matrassen, bekkens, aarden vaten, tarwe, gerst, meel, geroost koren, bonen, linzen, gort,29 honig, boter, schapen en koeienkazen tot David en tot het volk, dat bij hem was, om te eten; want, dachten zij, dit volk zal hongerig, moede en dorstig zijn in de woestijn.