the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
2 Korinthiërs 12
1 Het roemen is mij wel niet nut; echter wil ik komen op de gezichten en openbaringen des Heren.2 Ik ken een mens in Christus, Vr veertien jaren, --of het in het lichaam was, weet ik niet, of buiten het lichaam weet ik ook niet, God weet het, --deze werd opgevoerd tot in den derden hemel.3 En ik ken dezen mens, --of het in het lichaam of buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het--,4 hij werd opgevoerd in het Paradijs, en hoorde onuitsprekelijke woorden, die geen mens zeggen kan.5 Daarop wil ik mij beroemen, maar van mijzelven wil ik mij niet beroemen dan op mijne zwakheid.6 En al wilde ik mij beroemen, zo handelde ik daarom niet dwaas, want ik zou de waarheid zeggen; maar ik onthoud mij daarvan, opdat niemand mij hoger achte dan hij aan mij ziet of van mij hoort.7 En opdat ik mij wegens de hoge openbaringen niet zou verheffen, zo is mij gegeven een doorn in het vlees, namelijk des satans Engel, om mij met vuisten te slaan; opdat ik mij niet zou verheffen.8 Waarover ik den Heer driemaal gesmeekt heb, dat hij van mij zou wijken;9 en hij heeft mij gezegd: Laat mijne genade u genoeg zijn, want mijne kracht is in de zwakken machtig. Derhalve wil ik mij liever beroemen op mijne zwakheid, opdat de kracht van Christus in mij wone.10 Daarom ben ik welgemoed in zwakheden, in mishandelingen, in noden, in vervolgingen, in angsten, om Christus wil; want als ik zwak ben, dn ben ik sterk.
11 Ik ben een dwaas geworden door het roemen; gij hebt mij daartoe gedwongen. Want ik behoorde door u geprezen te worden, dewijl ik niets minder ben dan de uitnemendste apostelen, hoewel ik niets ben.12 Want de merktekenen eens apostels zijn immers onder u betoond in alle geduld, met tekenen en wonderen en krachten.13 Want wat is er, waarin gij minder geweest zijt dan de andere gemeenten, behalve dat ik u niet heb bezwaard? Vergeeft mij deze zonde.14 Zie, ik ben gereed ten derden male tot u te komen, en zal u niet bezwaren; want ik zoek niet het uwe, maar u; want de kinderen moeten voor de ouders geen schatten vergaderen, maar de ouders voor de kinderen.15 Ik nu wil zeer gaarne de kosten doen, en voor uwe zielen ten koste gegeven worden; niettegenstaande ik u bovenmate bemin, en nochtans weinig bemind word.16 Doch het zij zo: ik heb u niet bezwaard, maar dewijl ik listig was, heb ik u met listigheid gevangen.17 Heb ik van u misschien mijn voordeel gezocht door iemand dergenen, die ik tot u gezonden heb?18 Ik heb Titus verzocht en den broeder met hem gezonden. Heeft Titus misschien zijn voordeel van u gezocht? Hebben wij niet in nen geest gewandeld? Hebben wij niet gewandeld in dezelfde voetstappen?19 Meent gij wederom, dat wij ons verantwoorden? Wij spreken in Christus voor het aangezicht van God, en dit alles, mijne geliefden, tot uwe opbouwing.20 Want ik vrees, dat, als ik komen zal, ik u niet vinden zal zoals ik wel wil, en dat gij mij ook niet zult vinden zoals gij wilt; dat er misschien twist, nijd, toorn, partijschap, achterklap, oorblazing, opgeblazenheid en verwarring zij;21 dat, als ik wederkom, mijn God mij verootmoedige voor u, en ik rouw hebbe te dragen over velen, die te voren gezondigd, en geen boete gedaan hebben over de onreinheid en hoererij en ontucht, welke zij bedreven hebben.