the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
2 Kronieken 33
1 Manasse was twaalf jaar oud, toen hij koning werd, en hij regeerde vijf en twintig jaar te Jeruzalem.2 En hij deed hetgeen den Heer mishaagde, naar de gruwelen der volken, die de Heer voor de kinderen Israls verdreven had.3 En hij keerde zich af, en herbouwde de hoogten, die zijn vader Hizka afgebroken had, en richtte voor de Bals altaren op, en maakte Ascherabeelden; en hij boog zich neder voor al het heir des hemels en diende het.4 En hij bouwde ook altaren in het huis des Heren, waarvan de Heer gesproken had: Te Jeruzalem zal mijn naam zijn eeuwiglijk.5 En hij bouwde voor al het heir des hemels altaren in de twee voorhoven van het huis des Heren.6 En hij liet zijne zonen door het vuur gaan in het dal des zoons van Hinnom, en koos dagen, en gaf acht op vogelgeschreeuw en toverij, en stelde waarzeggers en wichelaars aan, en deed veel wat den Heer mishaagde, om Hem te vertoornen.7 Ook zette hij een gesneden afgodsbeeld, hetwelk hij liet maken, in het huis Gods, waarvan de Heer tot David en tot zijnen zoon Salomo gezegd had: In dit huis en te Jeruzalem, hetwelk Ik verkoren heb uit al de stammen van Isral, zal Ik mijnen naam stellen eeuwiglijk;8 en Ik zal Israls voet niet meer doen wijken uit het land, hetwelk Ik hunnen vaderen beloofd heb: indien zij slechts acht geven om te doen al wat Ik hun geboden heb, naar al de wetten, inzettingen en rechten door Mozes.9 Maar Manasse verleidde Juda en de inwoners van Jeruzalem, zodat zij erger deden dan de volken, die de Heer voor de kinderen Israls had uitgedelgd;10 en als de Heer tot Manasse en zijn volk liet spreken, gaven zij er geen acht op.
11 Daarom liet de Heer hen overvallen door de vorsten van het heir des konings van Assyri, die namen Manasse gevangen met boeien, en bonden hem met twee koperen ketenen, en brachten hem naar Babel.12 En toen hij in den angst was, smeekte hij voor den Heer, zijnen God, en hij verootmoedigde zich zeer voor den God zijner vaderen.13 En toen hij tot Hem bad, verhoorde Hij zijn smeken, en bracht hem weder naar Jeruzalem in zijn koninkrijk. Toen erkende Manasse, dat de Heer God is.14 Daarna bouwde hij de buitenste muren op van de stad Davids, van het westen van Gihon in het dal, tot aan den ingang van de Vischpoort, en rondom Ofel, en maakte ze zeer hoog, en legde hoofdlieden in al de vaste steden van Juda.15 En hij deed de vreemde goden en dat gesneden afgodsbeeld weg uit het huis des Heren, en al de altaren, die hij gebouwd had op den berg van het huis des Heren en te Jeruzalem; en wierp ze buiten de stad.16 En hij bouwde het altaar des Heren op, en offerde daarop dankoffers en lofoffers, en beval Juda, dat zij den Heer, Israls God, dienen zouden.17 Nochtans offerde het volk nog op de hoogten, hoewel aan den Heer hunnen God.18 Wat er nu meer van Manasse te zeggen is, en zijn gebed tot zijnen God, en de woorden der zieners, die tot hem gesproken hebben in den naam van den Heer, den God van Isral, zie, dat alles staat in de geschiedenissen der koningen van Isral;19 en zijn gebed en smeken, en al zijne zonde en misdaad, en de plaatsen, waar hij de hoogten bouwde en Ascherabeelden en afgoden stichtte, eer hij verootmoedigd werd, zie, dit alles is beschreven in de geschiedenissen der zieners.20 En Manasse ontsliep met zijne vaderen, en zij begroeven hem in zijn huis; en zijn zoon Amon werd koning in zijne plaats.
21 Twee en twintig jaar was Amon oud, toen hij koning werd, en hij regeerde twee jaar te Jeruzalem.22 En hij deed hetgeen den Heer mishaagde, zoals zijn vader Manasse gedaan had; en Amon offerde aan alle afgoden, die zijn vader Manasse gemaakt had, en diende ze;23 maar hij verootmoedigde zich niet voor den Heer, gelijk zijn vader Manasse zich verootmoedigd had; want hij, Amon, maakte de schuld zelfs groter.24 En zijne knechten maakten een verbond tegen hem, en doodden hem in zijn huis.25 Toen versloeg het volk des lands allen, die het verbond tegen den koning Amon gemaakt hadden, en het volk in het land maakte Josa, zijnen zoon, koning in zijne plaats.