the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
2 Kronieken 26
1 Toen nam al het volk van Juda Uzza, die zestien jaar oud was, en maakte hem koning in plaats van zijnen vader Amazia.2 Deze versterkte Eloth, en bracht het weder aan Juda, nadat de koning met zijne vaderen ontslapen was.3 Zestien jaar was Uzza oud, toen hij koning werd, en regeerde twee en vijftig jaar te Jeruzalem; en zijne moeder was genaamd Jecholia van Jeruzalem.4 En hij deed hetgeen den Heer behaagde, zoals zijn vader Amazia gedaan had.5 En hij zocht God, zolang als Zacharia, de onderwijzer in de gezichten Gods, leefde; en zolang als hij den Heer zocht, liet God hem gelukkig zijn.6 En hij trok uit en streed tegen de Filistijnen, en verbrak den muur van Gath en den muur van Jabn en den muur van Asdod, en hij bouwde steden rondom Asdod en onder de Filistijnen.7 Want God hielp hem tegen de Filistijnen, tegen de Arabieren, tegen de bewoners van Gur-Bal, en tegen de Menieten.8 En de Ammonieten gaven Uzza geschenken; en hij werd vermaard tot in Egypte, want hij werd al sterker en sterker.9 En Uzza bouwde torens te Jeruzalem, aan de Hoekpoort en aan de Dalpoort en aan de andere hoeken, en hij verstrekte die.10 Hij bouwde ook sterkten in de woestijn, en groef vele putten, want hij had veel vee, zo in de lage landen als op de vlakke velden, ook akkerlieden en wijngaardeniers op de bergen en aan den Karmel; want hij had lust tot akkerwerk.11 En Uzza had ene macht van krijgsknechten tot den strijd, die ten strijde trokken naar het getal hunner monstering, geschied door de hand van Jel den schrijver en van Maseja den ambtman, onder het bevel van Hananja, een van de oversten des konings.12 En het aantal familiehoofden onder de dappere krijgslieden was twee duizend en zeshonderd.13 En onder hun bevel was een krijgsmacht van driehonderd zeven duizend en vijfhonderd, ten strijde geschikt, krachtig in het heir, om den koning te helpen tegen de vijanden.14 En Uzza bereidde voor hen, voor het ganse heir, schilden, spiesen, helmen, harnassen, bogen en slingerstenen.15 En hij maakte te Jeruzalem kunstige werktuigen, die op de torens en hoeken zijn zouden, om te werpen met pijlen en grote stenen. En zijn gerucht ging wijd uit, omdat hij wonderbaar geholpen werd, zodat hij machtig was.
16 En toen hij machtig geworden was, verhief zijn hart zich tot zijn verderf; want hij vergreep zich aan den Heer, zijnen God, en ging in den tempel des Heren om te wieroken op het reukaltaar.17 Doch de priester Azarja ging hem achterna, en tachtig priesters des Heren met hem, dappere lieden;18 en zij wederstonden den koning Uzza en spraken tot hem: Het betaamt u niet, Uzza, dat gij wierookt voor den Heer, maar de priesters, Arons zonen, die tot het wieroken geheiligd zijn. Ga uit het heiligdom, want gij vergrijpt u, en het zal u geen eer zijn voor God den Heer.19 Maar Uzza werd toornig, en had een reukvat in de hand; en toen hij tegen de priesters morde, brak de melaatschheid uit aan zijn voorhoofd, voor de ogen der priesters, in het huis des Heren, voor het reukaltaar.20 En Azarja, de opperste priester, zag op hem, en al de priesters, en zie, toen was hij melaats aan zijn voorhoofd; en zij stieten hem van daar, en hij haastte zich ook zelf om uit te gaan, want zijne plaag was van den Heer.21 Alzo was koning Uzza melaats tot aan zijnen dood, en woonde melaats in een afzonderlijk huis, want hij werd afgesneden van het huis des Heren; en zijn zoon Jotham was over des konings huis, en richtte het volk in het land.22 Wat er nu meer van Uzza te zeggen is, zo het vroegere als het latere, dat heeft de profeet Jesaja, de zoon van Amos, beschreven.23 En Uzza ontsliep met zijne vaderen, en zij begroeven hem bij zijne vaderen, op den akker bij de begraafplaats der koningen; want, zeiden zij, hij is melaats. En zijn zoon Jotham werd koning in zijne plaats.