the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
2 Kronieken 24
1 Joas was zeven jaar oud, toen hij koning werd, en regeerde veertig jaar te Jeruzalem; en zijne moeder was genaamd Zibja van Ber-Sba.2 En Joas deed hetgeen den Heer behaagde, zolang als de priester Jojada leefde.3 En Jojada gaf hem twee vrouwen; en hij verwekte zonen den dochters.4 Daarna nam Joas zich voor om het huis des Heren te vernieuwen.5 En hij verzamelde de priesters en de Levieten en sprak tot hen: Trekt uit naar alle steden van Juda, en vergadert geld uit geheel Isral, om het huis uws Gods jaarlijks te verbeteren; en haast u om dat te doen. Doch de Levieten haastten zich niet.6 Toen riep de koning den hogepriester Jojada en sprak tot hem: Waarom geeft gij geen acht op de Levieten, dat zij van Juda en Jeruzalem de schatting inbrengen, welke Mozes, de knecht des Heren, gesteld heeft, dat men die vergaderen zou in Isral voor de tent der getuigenis?7 Want de goddeloze Athalia en hare zonen hebben het huis Gods beschadigd, en al wat in het huis des Heren geheiligd was, hebben zij aan de Bals besteed.8 Toen beval de koning, dat men ene kist zou maken, en die zetten buiten aan de poort van het huis des Heren;9 en hij liet in Juda en in Jeruzalem uitroepen, dat men voor den Heer zou opbrengen de schatting van Mozes, den knecht Gods, aan Isral opgelegd in de woestijn.10 Toen verblijdden zich al de oversten en al het volk, en brachten op en wierpen in de kist, totdat zij vol was.11 En ten tijde, dat men de kist zou doen voorbrengen door de Levieten, naar des konings bevel, als zij zagen, dat er veel geld in was, dan kwam de schrijver des konings en wie van den hogepriester bevel had, en zij stortten het geld uit de kist, en brachten die weder op hare plaats; aldus deden zij alle dagen, zodat zij geld in menigte samenbrachten;12 en de koning en Jojada gaven het aan de arbeiders, die aan het huis des Heren arbeidden, en dezen huurden steenhouwers en timmerlieden om het huis des Heren te vernieuwen, ook meesters in ijzer en koper om het huis des Heren te verbeteren.13 En de arbeiders arbeidden, zodat de verbetering van het werk toenam door hunne hand; en zij maakten het huis Gods geheel gereed en wel ingericht, en maakten het sterk.14 En toen zij voleindigd hadden, brachten zij het overige geld voor den koning en Jojada; daarvan maakte men vaten voor het huis des Heren, vaten tot den dienst en tot brandoffers, schalen, en gouden en zilveren gereedschap; en zij offerden brandoffers in het huis des Heren altoos, zolang als Jojada leefde.
15 En Jojada werd oud en verzadigd van leven, en stierf; hij was honderd en dertig jaar oud, toen hij stierf.16 En zij begroeven hem in Davids stad bij de koningen, omdat hij welgedaan had aan Isral en aan God en zijn huis.17 En na den dood van Jojada kwamen de oversten van Juda en bogen zich voor den koning neder; toen hoorde de koning naar hen.18 En zij verlieten het huis van den Heer, den God hunner vaderen, en dienden de Ascherabeelden en afgoden: toen kwam er grote toorn over Juda en Jeruzalem, om deze hunne schuld.19 En Hij zond profeten tot hen, dat zij zich tot den Heer bekeren zouden; en die betuigden tegen hen, maar zij leenden hun het oor niet.20 En de Geest Gods kwam over Zacharia, den zoon van Jojada, den priester; die trad op voor het volk en zeide tot hen: Dus spreekt God: Waarom overtreedt gij de geboden des Heren? Gij kunt aldus niet gelukkig zijn; want gij hebt den Heer verlaten, nu zal Hij u weder verlaten.21 Maar zij maakten een verbond tegen hem en stenigden hem, naar het bevel des konings, in het voorhof van het huis des Heren.22 En koning Joas dacht niet aan de barmhartigheid, die zijn vader Jojada aan hem bewezen had, maar doodde zijnen zoon. Toen deze nu stierf, sprak hij: De Heer zal het zien en zoeken.23 En toen er een jaar om was, trok het heir der Syrirs tegen hem op, en zij kwamen in Juda en Jeruzalem, en brachten al de oversten van het volk om, en al hunnen buit zonden zij aan den koning van Damaskus.24 Want alhoewel de macht der Syrirs met weinig manschap gekomen was, gaf nochtans de Heer in hunne hand een zeer grote macht, omdat zij den Heer, den God hunner vaderen, verlaten hadden: alzo oefenden zij straf aan Joas.25 En toen zij van hem trokken, lieten zij hem in grote krankheid achter; en zijne knechten maakten een verbond tegen hem, om het bloed der zonen van den priester Jojada, en sloegen hem op zijn bed, zodat hij stierf; en men begroef hem in Davids stad, doch niet in de graven der koningen.26 Die nu het verbond tegen hem gemaakt hadden waren dezen: Zabad, de zoon van Simeath de Ammonietische, en Jozabad, de zoon van Simrith de Moabietische.27 Zijne zonen nu, en de som, die onder hem vergaderd was, en de bouw van het huis Gods, zie, dat alles is beschreven in het verhaal van het boek der koningen. En zijn zoon Amazia werd koning in zijne plaats.