the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
2 Kronieken 13
1 In het achttiende jaar van koning Jerobeam werd Aba koning van Juda.2 Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; en zijne moeder was Michaja, de dochter van Uril uit Gibea. En er ontstond oorlog tussen Aba en Jerobeam;3 en Aba rustte zich toe tot den oorlog met vierhonderd duizend jonge manschappen, sterke helden in den krijg, en Jerobeam rustte zich toe om tegen hem te strijden met achthonderd duizend jonge manschappen, sterke helden.4 En Aba begaf zich op den berg Zemaram, die in het gebergte van Efram is, en sprak: Hoort mij, Jerobeam en geheel Isral.5 Weet gij niet, dat de Heer, Israls God, het koninkrijk van Isral aan David gegeven heeft eeuwiglijk, aan hem en zijne zonen, met een altoosdurend verbond (Zoutverbond)?6 Maar Jerobeam, Nebats zoon, de knecht van Salomo, Davids zoon, wierp zich op en viel af van zijnen heer.7 En lichtvaardige, boze lieden hebben zich bij hem gevoegd, en hebben zich sterk gemaakt tegen Rehabeam, den zoon van Salomo; want Rehabeam was jong en bloohartig, zodat hij zich tegen hen niet verweerde.8 Nu denkt gij u te stellen tegen het rijk des Heren, dat onder Davids zonen is; doch gij zijt wel ene grote menigte, maar gij hebt gouden kalveren, die Jerobeam u tot goden gemaakt heeft.9 Hebt gij niet de priesters des Heren, de kinderen van Aron, en de Levieten uitgestoten, en u eigen priesters gemaakt, zoals de volken der landen? Wie slechts komt om zich te laten wijden met een jongen var en zeven rammen, die wordt priester van wie geen goden zijn.10 Maar wij hebben met ons den Heer, onzen God, dien wij niet verlaten, en de priesters, die den Heer dienen, de kinderen van Aron, en de Levieten in hun ambt,11 die den Heer elken morgen en elken avond brandoffers ontsteken benevens het goede reukwerk, en die de broden bereiden op de zuivere tafel, en den gouden kandelaar met zijne lampen, om alle avonden aangestoken te worden. Want wij nemen de wacht van den Heer, onzen God, waar, maar gijlieden hebt Hem verlaten.12 Ziet, God is met ons aan de spits, en zijne priesters, en de luidklinkende trompetten, opdat men tegen u trompette; strijdt niet tegen den Heer, den God uwer vaderen, o kinderen Israls, want het zal u niet gelukken.
13 Maar Jerobeam stelde ene hinderlaag om hen van achteren aan te vallen, zodat zij Vr Juda waren, en de hinderlaag achter hen.14 Toen nu Juda zich omkeerde, zie, toen was er van voren en van achteren strijd; en zij riepen tot den Heer, en de priesters bliezen op de trompetten,15 en de mannen van Juda maakten een krijgsgeschreeuw; en toen de mannen van Juda een krijgsgeschreeuw maakten, sloeg God Jerobeam en geheel Isral voor Aba en Juda,16 en de kinderen Israls vloden voor Juda, en God gaf hen in hunne handen,17 zodat Aba met zijn volk ene grote slachting onder hen aanrichtte, en uit Isral vielen verslagen vijfhonderd duizend uitgelezen manschappen.18 Alzo werden op dien tijd de kinderen Israls verootmoedigd, maar de kinderen van Juda werden machtig, want zij verlieten zich op den Heer, den God hunner vaderen.19 En Aba joeg Jerobeam achterna, en nam hem steden af, Beth-El met hare onderhorige plaatsen, Jesana met hare onderhorige plaatsen, en Efron met hare onderhorige plaatsen;20 zodat Jerobeam vervolgens niet weder tot kracht kwam, terwijl Aba leefde; en de Heer sloeg hem zo, dat hij stierf.21 Toen nu Aba machtig werd, nam hij veertien vrouwen, en verwekte twee en twintig zonen en zestien dochters.22 Wat er nu meer van Aba te zeggen is, en zijne wegen en zijn doen, dat is geschreven in het verhaal van den profeet Iddo.