the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
2 Kronieken 11
1 En toen Rehabeam te Jeruzalem kwam, vergaderde hij het huis van Juda en Benjamin, honderd tachtig duizend jonge strijdbare mannen, om tegen Isral te strijden en het koninkrijk weder aan Rehabeam te brengen.2 Doch het woord des Heren kwam tot Semaja, den man Gods, zeggende:3 Zeg aan Rehabeam, den zoon van Salomo, den koning van Juda, en aan geheel Isral dat onder Juda en Benjamin is, zeggende:4 Dus spreekt de Heer: Gij zult niet optrekken en strijden tegen uwe broeders; een ieder ga weder naar huis, want dit is van Mij geschied. En zij hoorden naar de woorden des Heren, en lieten af van den tocht tegen Jerobeam.5 Rehabeam nu woonde te Jeruzalem, en bouwde de steden tot vestingen in Juda;6 namelijk Bethlehem, Etam,7 Beth-Zur, Socho, Adullam,8 Teka, Gath, Maresa, Zif,9 Adoram, Lachis, Azeka,10 Zora, Ajjalon en Hebron, welke versterkte steden waren in Juda en Benjamin.11 En hij maakte ze sterk, en stelde oversten daarin aan, en voorzag ze van spijs, olie en wijn;12 en in al die steden verschafte hij schilden en spiesen, en maakte ze zeer sterk. Alzo waren Juda en Benjamin onder hem.
13 Ook begaven zich tot hem de priesters en de Levieten in geheel Isral, uit al hunne grenspalen;14 want de Levieten verlieten hunne voorsteden en have, en gingen naar Juda en Jeruzalem; want Jerobeam en zijne zonen verstieten hen, dat zij den Heer geen priesterambt bedienen mochten.15 En hij stelde zich priesters aan der hoogten en der veldduivels en kalveren, die hij had laten maken.16 En na hen kwamen, uit alle stammen van Isral, wie hun hart overgaven om naar den Heer, den God van Isral, te vragen, te Jeruzalem, opdat zij aan den Heer, den God hunner vaderen, offerden.17 En zij versterkten alzo het koninkrijk van Juda, en bevestigden Rehabeam, den zoon van Salomo, drie jaren lang; want drie jaren lang wandelden zij in den weg van David en Salomo.18 En Rehabeam nam Mahalath, de dochter van Jerimoth, den zoon van, David, tot vrouw, alsmede Abihal, de dochter van Eliab, den zoon van Isa.19 Deze baarde hem zonen: Jes, Semarja, en Zaham.20 En na haar nam hij Macha, de dochter van Absalom; die baarde hem Aba, Ziza en Salomith.21 Rehabeam nu had Macha, de dochter van Absalom, liever dan al zijn vrouwen en bijvrouwen; want hij had achttien vrouwen en zestig bijvrouwen, en verwekte acht en twintig zonen en zestig dochters.22 En Rehabeam stelde Aba, den zoon van Macha, tot hoofd en vorst onder zijne broeders, want hij dacht hem koning te maken.23 En hij handelde verstandig, en verspreidde al zijne zonen in de landen van Juda en Benjamin in alle vaste steden, en hij gaf hun voedsel in overvloed, en nam voor hen vele vrouwen.