the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
2 Kronieken 1
1 En Salomo, Davids zoon, werd in zijn rijk bevestigd; en de Heer zijn God was met hem en maakte hem uitermate groot.2 En Salomo sprak met geheel Isral, met de oversten over duizend en honderd, met de richters en met al de vorsten in Isral, hoofden der familin,3 dat zij zouden heengaan, Salomo en de gehele gemeente met hem, naar de hoogte te Gibeon; want daar was de tent der samenkomst Gods, die Mozes, de knecht des Heren, gemaakt had in de woestijn.4 Maar David had de ark Gods opgebracht van Kirjath-Jearim naar de plaats, die hij voor haar bereid had; want hij had haar een tent opgeslagen te Jeruzalem.5 Maar het koperen altaar, dat Bezalel, de zoon van Uri, den zoon van Hur, gemaakt had, was aldaar Vr de woning des Heren; en Salomo en de gemeente bezochten dien.6 En Salomo offerde op het koperen altaar, dat Vr de tent der samenkomst was, voor den Heer, duizend brandoffers.7 In dien nacht verscheen God aan Salomo, en sprak tot hem: Bid wat Ik u geven zal.8 En Salomo sprak tot God: Gij hebt grote barmhartigheid aan mijnen vader David gedaan, en hebt mij in zijne plaats koning gemaakt;9 zo laat nu, Heere God, uw woord waar worden aan mijnen vader David; want Gij hebt mij koning gemaakt over een volk, dat zoveel is als het stof op de aarde;10 zo geef mij nu wijsheid en kennis, opdat ik voor dit volk uit ga en inga; want wie kan dit uw groot volk richten?11 Toen sprak God tot Salomo: Dewijl gij dit in den zin hebt, en niet hebt gebeden om rijkdom, noch om goed, noch om eer, noch om de ziel uwer vijanden, noch om een lang leven, maar gebeden hebt om wijsheid en kennis, opdat gij mijn volk moogt richten, over hetwelk Ik u koning gemaakt heb;12 zo zij u wijsheid en kennis gegeven; daarenboven zal Ik u rijkdom en goed en eer geven, dat uwsgelijke onder de koningen Vr u niet geweest is, noch na u zijn zal.
13 Alzo kwam Salomo van de hoogte te Gibeon naar Jeruzalem, van de tent der samenkomst; en hij regeerde over Isral.14 En Salomo vergaderde wagens en ruiters, zodat hij samenbracht duizend en vierhonderd wagens en twaalfduizend ruiters; en hij liet ze in de wagensteden en bij den koning te Jeruzalem.15 En de koning maakte het zilver en goud te Jeruzalem zoveel als de stenen, en de cederen als de wilde vijgebomen op de lage landen.16 En men bracht aan Salomo paarden uit Egypte en allerlei waren; en de kooplieden des konings kochten deze waren,17 en brachten ze uit Egypte op, iederen wagen voor zeshonderd zilverlingen, en een paard voor honderd en vijftig; alzo brachten zij ook aan al de koningen der Hethieten en aan de koningen van Syri door hunne hand.