the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Kronieken 29
1 En koning David sprak tot de gehele gemeente: God heeft Salomo, een mijner zonen, verkoren, die nog jong en teder is; en dit werk is groot, want het is niet de woning van mensen, maar van God, den Heer.2 Daarom heb ik uit al mijne krachten voor het huis Gods bereid, goud voor gouden, zilver voor zilveren, koper voor koperen, ijzer voor ijzeren, hout voor houten gereedschap, onyxstenen, ingezette robijnen, en bonte stenen, en allerlei edelgesteenten en marmerstenen in menigte;3 daarenboven, uit welbehagen aan het huis mijns Gods, van hetgeen ik heb, van mijn eigen goed, van goud en zilver,4 drie duizend talenten goud van Ofir, en zeven duizend talenten gelouterd zilver, dat geef ik voor het heilige huis Gods, boven al hetgeen ik beschikt heb, om de wanden der huizen te overtrekken;5 opdat goud worde hetgeen van goud, en zilver hetgeen van zilver zijn moet; en voor allerlei werk, door de hand der werkmeesters. En wie is er nu gewillig om zijne hand heden voor den Heer te vullen?6 Toen boden zich vrijwillig aan de oversten der familin, die der stammen van Isral, de oversten over duizend en over honderd, en de opzieners over des konings werken.7 Zij gaven voor den dienst van het huis Gods vijf duizend talenten goud, en tien duizend goudstukken, en tien duizend talenten zilver, achttien duizend talenten koper, en honderd duizend talenten ijzer;8 en bij wie gesteenten gevonden werden, die gaven ze voor den schat van het huis des Heren, onder de hand van Jehil, den Gersoniet.9 En het volk verblijdde zich, dat zij gewillig waren; want zij gaven het van ganser harte vrijwillig den Heer.
10 En koning David verblijdde zich ook met grote blijdschap, en loofde den Heer, en sprak openlijk voor de gehele gemeente: Geloofd zijt Gij, Heer, God van onzen vader Isral, eeuwiglijk.11 U behoort de majesteit en macht, de heerlijkheid, overwinning en dank; want al wat in den hemel en op de aarde is, is het uwe; uw is het rijk, en Gij zijt verhoogd tot een hoofd boven alles.12 Rijkdom en eer is voor U; Gij heerst over alles, in uwe hand is kracht en macht; in uwe hand staat het, iedereen groot en sterk te maken.13 Nu, onze God, wij danken U, en roemen den naam uwer heerlijkheid.14 Want wie ben ik en wat is mijn volk, dat wij de kracht zouden verkrijgen om vrijwillig aldus te geven? Van U is het alles gekomen, en van uwe hand hebben wij het U gegeven;15 want wij zijn vreemdelingen en gasten voor U, gelijk al onze vaderen: ons leven op de aarde is als ene schaduw, en er is geen bestendigheid.16 Heer, onze God, al deze voorraad, dien wij toebereid hebben, om U een huis te bouwen voor uwen heiligen naam, is van uwe hand gekomen, en het is alles het uwe.17 Ik weet, mijn God, dat Gij het hart beproeft, en oprechtheid is U aangenaam: daarom heb ik dit alles uit een oprecht hart vrijwillig gegeven, en heb nu met vreugde uw volk, dat hier is, gezien, dat het U gewillig gegeven heeft.18 Heer, God van onze vaderen Abraham, Isak en Isral, bewaar eeuwiglijk zulk een zin en zulke gedachten in het hart uws volks en richt hun hart tot U.19 En geef aan mijnen zoon Salomo een oprecht hart om uwe geboden, getuigenissen en rechten te onderhouden, opdat hij het alles volbrenge, en deze woning bouwe, die ik bereid heb.20 En David sprak tot de gehele gemeente: Looft den Heer, uwen God. En de gehele gemeente loofde den Heer, den God hunner vaderen, en zij bogen zich en wierpen zich neder voor den Heer en voor den koning;21 en zij offerden den Heer slachtoffers, en des anderen morgens offerden zij brandoffers, duizend varren, duizend rammen, duizend lammeren, met derzelver drankoffers, en andere offers in menigte, voor geheel Isral.22 En zij aten en dronken op dien dag voor den Heer met grote vreugde, en maakten Salomo, den zoon van David, ten tweeden male koning, en zalfden hem voor den Heer tot vorst, en Zadok tot priester.
23 Alzo zat Salomo op den troon des Heren als koning in plaats van zijnen vader David, en was voorspoedig, en geheel Isral was hem gehoorzaam;24 en al de oversten en machtigen, ook al de zonen van koning David, onderwierpen zich aan koning Salomo.25 En de Heer maakte Salomo uitermate groot voor geheel Isral, en gaf hem ene roemrijke heerschappij, zodat niemand Vr hem zodanig ene over Isral gehad had.26 Zo is David, de zoon van Isa, koning geweest over geheel Isral.27 En de tijd, dien hij koning over Isral geweest is, is veertig jaar: te Hebron regeerde hij zeven jaar, en ite Jeruzalem drie en dertig jaar.28 En hij stierf in goeden ouderdom, zat van dagen, rijkdom en eer; en zijn zoon Salomo werd koning in zijn plaats.29 De geschiedenissen nu van koning David, zo de vroegere als de latere, zie, die zijn beschreven in de geschiedenissen van Samul den ziener, en in de geschiedenissen van Nathan, den profeet, en in de geschiedenissen van Gad, den ziener; met al zijne heerschappij,30 zijne macht en den tijd, die over hem verlopen is, zo over Isral als al de koninkrijken der landen.