the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Samuël 29
1 De Filistijnen nu vergaderden al hunne heiren te Afek, en Isral legerde zich te Ain bij Jizrel.2 En de vorsten der Filistijnen togen daarheen bij honderden en bij duizenden, en David en zijne mannen met Achis gingen achteraan.3 Toen spraken de vorsten der Filistijnen: Wat zullen deze Hebren? En Achis sprak tot hen: Is dat niet David, de knecht van Saul, den koning van Isral, die nu bij mij geweest is jaar en dag? En ik heb niets aan hem bevonden, van dien tijd af, dat hij afgevallen is, tot nu toe.4 Doch de vorsten der Filistijnen werden toornig op hem, en spraken tot hem: Doe dien man weder omkeren en aan zijne plaats blijven, waar gij hem bescheiden hebt, opdat hij niet met ons aftrekke tot den strijd en onze tegenpartijder zij in den strijd; want waarmede zou hij zijnen heer beter kunnen behagen dan met de hoofden dezer mannen?5 Is hij niet die David, van wien zij in reien zongen: Saul heeft duizend verslagen, maar David tien duizend?
6 Toen riep Achis David en sprak tot hem: zo waarachtig als de Heer leeft, ik houd u voor oprecht, en uw uitgang en ingang met mij in het heir behaagt mij wel; want ik heb geen kwaad aan u bespeurd, van dien tijd af, dat gij tot mij gekomen zijt, tot nu toe, maar gij behaagt aan de vorsten niet.7 Zo keer nu om en ga heen in vrede, opdat gij geen kwaad doet in de ogen van de vorsten der Filistijnen.8 En David sprak tot Achis: Wat heb ik gedaan en wat hebt gij bespeurd aan uwen knecht, van dien tijd af, dat ik Vr u geweest ben, tot nu toe, dat ik niet mag komen en strijden tegen de vijanden van mijnen heer den koning?9 Achis antwoordde en sprak tot David: Ik weet het wel, want gij behaagt aan mijne ogen als een engel Gods, maar de vorsten der Filistijnen hebben gezegd: Laat hij niet met ons optrekken in den strijd.10 Nu dan, maak u morgen vroeg op met de knechten uws heren, die met u gekomen zijn; en als gij u morgen vroeg opmaakt, als het licht geworden is, ga dan heen.11 Alzo maakte David zich met zijne mannen vroeg op, dat zij des morgens heengingen en terugkeerden naar het land der Filistijnen; en de Filistijnen trokken op naar jizrel.