Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

1 Kronieken 9

1 En geheel Isral werd opgeschreven; en zie, zij zijn aangeschreven in het boek der koningen van Isral; en Juda werd weggevoerd naar Babel om zijne misdaad,2 en die te voren woonden in hunne bezittingen en in hunne steden, waren de Isralieten, de priesters, Levieten en Nethinim.3 En te Jeruzalem zetten zich neder sommigen der kinderen van Juda, sommigen der kinderen van Benjamin en sommigen der kinderen van Efram en Manasse, namelijk:4 Uthai, de zoon van Ammihud, den zoon van Omri, den zoon van Imri, den zoon van Bani uit de kinderen van Perez, den zoon van Juda.5 En uit de Silonieten: Asaja de eerste zoon, en zijne andere zonen.6 Uit de kinderen van Zerah: Jeel en zijne broeders, zeshonderd en negentig.7 Uit de zonen van Benjamin: Sallu, de zoon van Mesullam, den zoon van Hodavja, den zoon van Hasnua;8 en Jibneja, de zoon van Jeroham; en Ela, de zoon van Uzzi, den zoon van Michri; en Mesullam, de zoon van Sefatja, den zoon van Rehuel, den zoon van Jibna;9 daarenboven hunne broeders, naar hunne geslachten, negenhonderd zes en vijftig. Al deze mannen waren hoofden in hunne familin.10 En uit de priesters: Jedaja, Jojarib, Jachin;11 en Azarja, de zoon van Hilka, den zoon van Mesullam, den zoon van Zadok, den zoon van Merajoth, den zoon van Ahitub, overste over het huis Gods;12 en Adaja, de zoon van Jeroham, den zoon van Pashur, den zoon van Malka; en Masai, de zoon van Adil, den zoon van Jahzra, den zoon van Mesullam, den zoon van Mesillemith, den zoon van Immer;13 daarenboven hunne broeders, hoofden in hunne familin, duizend zevenhonderd en zestig, vlijtige lieden aan het werk des ambts in het huis Gods.

14 En uit de Levieten, uit de kinderen van Merari: Semaja, de zoon van Hassub, den zoon van Azrikam, den zoon van Hasabja;15 en Bakbakkar, de timmerman, en Galal; en Mattanja, de zoon van Micha, den zoon van Zichri, den zoon van Asaf;16 en Obadja, de zoon van Semaja, den zoon van Galal, den zoon van Jeduthun; en Berechja, de zoon van Asa, den zoon van Elkana, die in de dorpen der Netofathieten woonde.17 En de deurwachters waren: Sallum, Akkub, Talmon, Ahiman, met hunne broeders; Sallum was het hoofd.18 En hij had tot nu toe aan de poort des konings tegen het Oosten de wacht gehouden. Dit zijn de deurwachters in de legers van de kinderen van Levi.19 En Sallum, de zoon van Kor, den zoon van Ebjasaf, den zoon van Korach, en zijne broeders uit het huis zijns vaders, de Korachieten, waren aan het werk des ambts, om wacht te houden aan den drempel der hut, gelijk hunne vaders, in het leger des Heren, om den ingang te bewaren.20 En Pinehas, de zoon van Eleazar, was te voren vorst over hen, omdat de Heer met hem was.21 Zecharja, de zoon van Meselemja, was deurwachter aan den ingang van de tent der samenkomst.22 Deze allen waren uitgelezen tot deurwachters aan den drempel, tweehonderd en twaalf; zij waren opgetekend in hunne dorpen; en David en Samuel, de ziener, hadden hen in hun ambt bevestigd,23 opdat zij en hunne zonen de wacht zouden houden aan het huis des Heren, namelijk aan het huis der hut om de wacht waar te nemen.24 Deze deurwachters waren tegen de vier winden gesteld, tegen het Oosten, tegen het Westen, tegen het Noorden en tegen het Zuiden.25 En hunne broeders waren in hunne dorpen, dat zij telkens op den zevenden dag inkwamen, om van tijd tot tijd met hen te zijn.26 Want in dat ambt waren vier opperste deurwachters, die Levieten waren, en zij waren over de kamers en schatten van het huis Gods.27 Ook bleven zij des nachts rondom het huis Gods; want hun was de wacht toevertrouwd om elken morgen open te doen.28 En sommigen van hen waren over de gereedschappen des ambts, want zij droegen ze welgeteld in en uit.29 En sommigen van hen waren over de gereedschappen en over al de vaten des heiligdoms, en over het meel, over den wijn, over de olie, over den wierook en over de specerijen.30 En sommigen van de zonen der priesters maakten het reukwerk.31 Aan Mattithja uit de Levieten, den eersten zoon van Sallum den Korachiet, was toevertrouwd wat in de pannen gebakken was.32 En uit de Kohathieten, hunne broeders, waren er over de toonbroden, om die voor alle sabbatten te bereiden.33 Uit dezen zijn ook de zangers, hoofden onder de familin der Levieten, die in de kamers geen dienst hadden; want dag en nacht waren zij met hun werk bezig34 Dit zijn de hoofden der familin onder de Levieten in hunne geslachten; dezen woonden te Jeruzalem.

35 Te Gibeon nu woonde Jeel, de vader van Gibeon; en zijne huisvrouw was genaamd Macha.36 En zijne eerste zoon was Abdon, daarna Zur, Kis, Bal, Ner, Nadab,37 Gedor, Ahjo, Zecharja en Mikloth.38 En Mikloth verwekte Simeam; en zij woonden ook rondom hunne broeders, met hunne broeders te Jeruzalem.39 En Ner verwekte Kis, Kis verwekte Saul; Saul verwekte Jonathan, Malkisa, Abinadab en Esbal.40 En de zoon van Jonathan was Meribbal en Meribbal verwekte Micha.41 En de zonen van Micha waren: Pithon, Melech en Tahra.42 En Achaz verwekte Jara; Jara verwekte Almeth, Azmveth en Zimri; Zimri verwekte Moza;43 en Moza verwekte Bina, diens zoon was Refaja, diens zoon was Elasa, diens zoon was Azel.44 En Azel had zes zonen, die waren genaamd: Azrikam, Bochru, Ismal, Searja, Obadja en Hanan; dit zijn de zonen van Azel.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile